Werkwijze: In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel passé composé met avoir & être oefenen. Wel handig, niet verplicht.
Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst. Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
vmbo-3 chapitre 3, grammaire D
Werkwijze: In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel passé composé met avoir & être oefenen. Wel handig, niet verplicht.
Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst. Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
Slide 1 - Slide
Répéter: chapitre 3, grammaire D
Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):
- Waarover ging dit grammatica-onderdeel?
- Hoe maak ik een voltooid deelwoord?
- Bij welk hulpwerkwoord moet ik extra opletten?
- Wanneer vul ik een extra -e of -s in?
Slide 2 - Slide
Répéter: grammaire D
Dit grammatica-onderdeel gaat over de passé composé met avoir & être.
Dit gebruik je om iets aan te geven wat je in het verleden hebt gedaan. Tot nu toe hebben jullie dit steeds toegepast met het hulpwerkwoord 'avoir', maar jullie gaan dat vanaf dit hoofdstuk ook kunnen met het werkwoord 'être'
We gaan eerst wat dingen kort herhalen, daarna volgt de 'nieuwe' uitleg.
Avoir j'ai eu, tu as eu, etc. Être j'ai été, tu as été, etc. Faire j'ai fait, tu as fait, etc. Prendre j'ai pris, tu as pris, etc.
Slide 5 - Slide
De passé composé: het hulpwerkwoord être
Net als in het Nederlands, kan je in het Frans een voltooide tijd maken met hebben en zijn.
De regel is als volgt: Gebruik je in het Nederlands hebben? Dan gebruik je in het Frans dus avoir. Gebruik je in het Nederlands zijn? Dan gebruik je in het Frans dus être.
Maar: als je être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er bij de voltooide tijd soms een extra é of s achter het voltooid deelwoord.
Kijk goed naar de volgende slide en de uitleg. Neem over als je het over wilt nemen!
Slide 6 - Slide
De passé composé: het hulpwerkwoord être (het voorbeeld 'aller')
Aller betekent gaan (dus we gebruiken être als hulpwerkwoord, net zoals het Nederlands).
je suis allé(e) tu es allé(e) il est allé elle est allée on est allé(e)(s) nous sommes allé(e)s vous êtes allé(e)(s) ils sont allés elles sont allées
Slide 7 - Slide
De passé composé met être: wanneer een extra letter?
Slide 8 - Slide
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (avoir)
Je n'_____ pas ________ de bonnes notes.
Slide 9 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (aller)
Ma mère _____ ________ parler avec mon prof principale.
Slide 10 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (finir)
Il _____ ________ les testes.
Slide 11 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. (entendre)