Verplaats het bijhorende cijfer naar
de juiste plaats op het schilderij.
- Elia is de woestijn in gevlucht.
- Elia is ziek en uitgeput.
- De engel brengt brood en water.
- Elia heeft zijn profetenmantel om zich heen.
- De engel helpt Elia.
- Elia trekt verder.
- Elia wil sterven.