Beeldvorming Constructiestralen

Bijles lenzen en beeldvorming
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bijles lenzen en beeldvorming

Slide 1 - Slide

Planning van de les
Terugvragen paragraaf 1 en 2

Start paragraaf 3

Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Slide

Het symbool voor beeldafstand is:
A
b
B
B
C
B1B2
D
v

Slide 3 - Quiz

Het symbool voor brandpuntsafstand is:
A
b
B
f
C
F
D
B

Slide 4 - Quiz

Het symbool v staat voor:
A
voorwerp
B
voorwerpsafstand
C
vergrotingsfactor
D
voorwerpsgrootte

Slide 5 - Quiz

Het symbool N staat voor:
A
voorwerp
B
voorwerpsafstand
C
vergrotingsfactor
D
voorwerpsgrootte

Slide 6 - Quiz

Welke afstanden horen
bij de nummers
1, 2 en 3
A
1 = voorwerpsafstand 2 = brandpuntsafstand 3 = beeldafstand
B
1 = voorwerpsafstand 2 = beeldafstand 3 = brandpuntsafstand
C
1 = beeldafstand 2 = voorwerpsafstand 3 = brandpuntsafstand
D
1 = brandpuntsafstand 2 = beeldafstand 3 = voorwerpsafstand

Slide 7 - Quiz

Hoeveel constructiestralen heb je minimaal nodig om de plaats van het beeld vast te stellen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Scherpstellen
Als je scherp willen stellen met een lens, moeten de afstanden tussen het voorwerp en de lens en het beeld allemaal goed op elkaar afgestemd zijn. 

L1L2= voorwerpsgrootte   v = voorwerpsafstand
B= beeld grootte                  b = beeldafstand
F= brandpunt                         f  = brandpuntsafstand 

Slide 9 - Slide

De lenzenformule
De juiste afstand tussen de v, b en f kun je berekenen met de lenzenformule:

Voorbeeld:
f= 15 cm
b= 435 cm
v= ...... cm

f1=v1+b1

Slide 10 - Slide

Vergroting
In vele situaties was is het voorwerp niet even groot als het beeld, er is sprake van een vergroting. Deze kun je berekenen met de formule:

N=VBofN=vb

Slide 11 - Slide

L1L2 = 3 cm, v = 8 cm, f =3 cm
Teken m.b.v. de constructiestralen het beeld. Maak een foto en lever in.

Slide 12 - Open question

L1L2 = 1 cm, v = 3 cm, f =? cm, b= 6 cm?
Teken deze situatie en bereken of je het brandpunt goed getekend hebt.

Slide 13 - Open question

Noteer hier de vragen die je nog hebt.

Slide 14 - Open question

Doelen van de les
De leerling kent de namen van de afstanden die bij lenzen horen.
De leerling kent de lenzenformule.
De leerling kan de vergroting berekenen 

Slide 15 - Slide

lenzentelescoop
een lenzentelescoop (of microscoop) heeft minimaal 2 lenzen. Het oculair (vlak bij het oog) en het (objectief) aan de kant van het voorwep( object)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Aan de slag
Wat: Maak paragraaf 3.3
Wanneer: Nu in de les, wat niet af is doe je thuis
Hoe: In stilte met muziek op, of fluisterend met je buurman/vrouw of docent

Klaar?: Zorg dat je nakijkt! en ga aan de slag met het extra werkblad

Slide 18 - Slide