h3.4

Welkom in de les

aantekeningenschrift 

Aandacht

chrombook met LessonUp

Boek, schrift en werkblad

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom in de les

aantekeningenschrift 

Aandacht

chrombook met LessonUp

Boek, schrift en werkblad

Slide 1 - Slide

Regels 
  • telefoon in de telefoontas 
  • huiswerk open voor je  

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?



  •  3.3 herhalen 
  • Werkblad bespreken
  • leerdoelen 3.4 bespreken
  • uitleg 3.4
  • Werken aan nieuw werkblad 

Slide 3 - Slide

3.3 Parallel en serie
Begrippen:
Parallelschakeling, serieschakeling, 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 3.3

Je kunt de 
geleidbaarheid, stroomsterkte 
en spanning in een parallelschakeling 
berekenen.

Je kunt de totale geleidbaarheid van een parallelschakeling berekenen. 





In een parallelschakeling 
kan je de geleidbaarheid van de verschillende apparaten 
bij elkaar optellen.

GUI
I=GU
Gtot=G1+G2(+G3+...)

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 3.3

Je kunt de 
weerstand, stroomsterkte 
en spanning in een 
serieschakeling berekenen.



Je kunt de totale weerstand van een serieschakeling berekenen. 





In een serieschakeling 
kan je de weerstand van 
de verschillende apparaten 
bij elkaar optellen.
RIU
U=RI
Rtot=R1+R2(+R3+...)

Slide 6 - Slide

3.3 Serie- en parallelschakeling

Schematische weergave
Stroom (I)
Spanning (U)
Parallel-
schakeling




splitst op 
overal gelijk
Totale geleidbaarheid in een parallelschakeling:
Serie-
schakeling




overal gelijk
splits op 
Totale weerstand in een serieschakeling:


Gtot=G1+G2(+G3+...)
Rtot=R1+R2(+R3+...)

Slide 7 - Slide

werkblad 1

Slide 8 - Slide

werkblad 1

Slide 9 - Slide

werkblad 1

Slide 10 - Slide

werkblad 1

Slide 11 - Slide

3.4 Energie en vermogen
Begrippen:
Energie, vermogen, watt, kilowatt, kilowattuur

Slide 12 - Slide

Rekenen met Weerstand 


Hoe kleiner de weerstand, hoe hoger de stroomsterkte.
U=IR
spanning=stroomsterkteweerstand
R de weerstand in ohm (   )
I de stroomsterkte in ampere (A)
U de spanning in volt (V)
Ω

Slide 13 - Slide

Weerstand berekenen

Maar hoe werkt dat nou als je  U niet weet, of R niet weet, of I niet weet?

Dan ga je op deze manier aan het rekenen. 

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
- Je kunt rekenen met energiegebruik.
- Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat met energieverbruik heeft te maken.
- Je kunt rekenen met elektrisch vermogen. 

Slide 15 - Slide

Wat verbruikt meer energie?
Een maaltijd opwarmen in de magnetron.
Een lamp een hele avond laten branden.

Slide 16 - Slide

Hoelang staat elk apparaat aan?
3 minuten
5 uur

Slide 17 - Slide

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?
800 W
8.5 W

Slide 18 - Slide

Hoeveel is het energie verbruikt per seconde?
800 W
8.5 W
1W=1sJ

Slide 19 - Slide

Hoeveel is het energie verbruikt per seconde?
800 W
8.5 W
1W=1sJ

Slide 20 - Slide

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?
800 W tijdens 3 minuten
8.5 W tijdens 5 uur

Slide 21 - Slide

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?
800 W tijdens 3 minuten
8.5 W tijdens 5 uur

Slide 22 - Slide

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?
800 x (3 x 60) = 144 000 J
8,5 x (5x60x60) = 153 000 J 

Slide 23 - Slide

Hoeveel is het energie verbruik per seconde?
800 x (3 x 60) = 144 000 J
8,5 x (5x60x60) = 153 000 J 
De lamp heeft meer energie verbruikt!

Slide 24 - Slide

Vermogen
Hoeveel energie een apparaat per second verbruikt noemen we het vermogen van het apparaat.






vermogen=tijdenergie
P=tE

Slide 25 - Slide

Vermogen
P=tE
P, het vermogen in watt (W) 
E, de energie in joule (J)
t, de tijd in seconde (s)
P, het vermogen in kilowatt (kW)
E, de energie in kilowattuur(kWh)
t, de tijd in uur (h) 

Slide 26 - Slide

Vermogen
P=tE
P:          1000 W = 1 kW
E:   3 600 000 J = 1 kWh
t:             3600 s = 1 h

Slide 27 - Slide

Oefen opgave 
Een gloeilamp met een weerstand 884 Ω brandt 6,00 h per dag. Bereken hoeveel energie, in kWh, de lamp per jaar verbruikt. 

Slide 28 - Slide

Oefen opgave 
Een gloeilamp met een weerstand 884 Ω brandt 6,00 h per dag. Bereken hoeveel energie, in kWh, de lamp per jaar verbruikt. 
  • E  = P * t 
  • t =  365 dagen = 2190 h 
  • P = ?      P = U * I 
                     P  = 230 * I 
  •                                          I = U / R
                                               I = 230 / 884
                                               I  = 0,260 A

  •                 P = 230 * 0,26 = 59,8 W
                                                    = 0,0598 kW
  • E = P * t
         = 0,0598 * 2190 = 131 kWh

Slide 29 - Slide

Wat heeft vermogen met elektriciteit te maken?

Slide 30 - Slide

Tot nu toe
Spanning (U) geeft aan hoeveel energie de elektronen mee krijgen.

Stroomsterkte (I) geeft aan hoeveel elektronen er per seconde door een draad gaat.

Slide 31 - Slide

Vermogen
vermogen=spanningstroom
P=UI

Slide 32 - Slide

Samenvatting
P=tE
P in W
E in J      of 
t in s
P in kW
E in kWh
t in h
P=UI
P in W
U in V
I in A 
vermogen=spanningstroom
vermogen=tijdenergie
Vermogen geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.
 

Slide 33 - Slide

Formule driehoeken
PtE
IRU
UIP
weerstand
vermogen en energie
vermogen en electriciteit

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide