Unit 6.4 Les 1

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken in 2023
  • Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
  • Je luistert en bent dus stil
  • Je werkt mee
  • Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
  • Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
  • Je gebruikt je Chromeboek alleen als het nodig is
  • Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd

Slide 3 - Slide

Tuesday, 13 June 2023

Slide 4 - Slide

Lesson plan
Unit 6.2: Health
  • Recap: Vocabulary +Phrses 6.2
  • Grammar: Bezit/ Have to + Exercises
  • Homework

Slide 5 - Slide

My goal - our goals
Aan het einde van de les...
... heb je geoefend de "words / phrasesLesson 6.2" 
.. heb je geoefend grammar (Bezit en Have to)


Slide 6 - Slide

I'm out of ........ from all that running.
A
air
B
guide
C
breath

Slide 7 - Quiz

I would ........ if I were you.
A
endless
B
avoid
C
root

Slide 8 - Quiz

Words 6.2, page 115

Slide 9 - Slide

Phrases 6.2, page 119, exc. 119

Slide 10 - Slide


Bezit  - 's /s'/ of

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

1. Possessive (bezit) 
In het Engels geef je bezit op 3 verschillende manieren aan:
's / ' / of
Maar wanneer gebruik je welke?

Slide 13 - Slide

Possessive (bezit) 
                           She's a docter    vs.    John's wife is French

Both 'S look the same at first glance, but they are not!

In the first sentence, 'S is short for is
But in the second sentence, 'S is a form of the possessive = genitive (bezit)

Slide 14 - Slide

2. Possessive (bezit)
--> bij meervouden die op -s eindigen

My neighbours' garden is nice
My sisters' rooms are messy
(meerdere zussen & kamers)
My sister's room vs. My sisters' room

Slide 15 - Slide

Possessive (bezit) 
                 He's my best friend    vs.    My cat's whiskers are long

Again, in the first sentence, 'S is short for is
But in the second sentence, 'S is possessive = genitive (bezit)

Slide 16 - Slide

3. Possessive (bezit)- of  
Zaken, hoeveelheden, aardrijkskundige namen 

The roof of the house.
The capital of England.
A cup of coffee
A pound of apples


Slide 17 - Slide


Moeten
have to / has to

Slide 18 - Slide

moeten = have to / has to + hele werkwoord
I, you, we, they + have to + hele werkwoord
I have to go. 
You have to do your homework. 
They have to help us. 
She, he, it + has to + hele werkwoord
My sister has to pass her exam.
 It has to happen. 

Slide 19 - Slide

Let's practise
Unit 6.2

Maken:   Exc. 20 en 21, page 117-118 
+ PractiseMore Lesson 2

Slide 20 - Slide

Unit 6.1

  • Ken jij de woorden / phrases / grammar van les 6.2?

Slide 21 - Slide

2nd - 3B12 Tuesday 15 June
2nd - 3B3 Tuesday 15 June

Unit 6
Leren: Words/ Phrases  6.2

Maken: Exc. 20 en 21, page 117-118
+ PractiseMore Unit 6 -  Lesson 2

Slide 22 - Slide