Antimicrobiële middelen

1 / 38
next
Slide 1: Slide
ParaveterinairMBOStudiejaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Les  Antimicrobiële diermiddelen
  • Boek Zorgen voor dieren

Hoofdstuk 9

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Antibiotica zijn geneesmiddelen die bacteriën en virussen bestrijden.
Juist
Onjuist

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Slide

Opdracht Bacteriële infectie (10 min)
Je ziet een geit met een mogelijke bacteriële infectie. Je weet alleen niet welke bacterie die infectie veroorzaakt. Met welk onderzoek kom je hierachter?

Zodra je weet welke bacterie de veroorzaker is, wil je weten welk antibioticum hier tegen het beste werkt. Met welk onderzoek kom je hierachter?

Zoek uit hoe beide onderzoeken werken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe maak je een antibiogram?
A
Door verschillende antibiotica te testen op een voedingsbodem met bacteriën
B
Door aan koeienmelk verschillende antibiotica toe te voegen
C
Door verschillende bacteriën te kweken op een voedingsbodem met antibiotica

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Een hobbykip krijgt een behandeling met een antibioticum dat werkt tegen meerdere soorten bacteriën. Hoe noem je zo'n soort antibioticum?
A
Een smalspectrum antibioticum
B
Een breedspectrum antibioticum
C
Een anti-resistent antibioticum
D
Een resistent antibioticum

Slide 12 - Quiz

Opdracht Antibioticum (10 min)
Voor de geit met de bacteriële infectie schrijf je het liefst een antibioticum voor die de eerste keuze heeft. 

Waar voldoet een eerste keuze antibioticum aan?

Zoek het antwoord op in de lesstof.

Slide 13 - Slide

Penicilline
Neomycine
Cefovecin
eerste keus ab
tweede keus ab
derde keus ab

Slide 14 - Drag question

/ vaak breed spectrum
en bijwerkingen

Slide 15 - Slide

                    Opdracht Enrofloxoral (5 min)


Enrofloxoral is een antibioticum welke je kan geven als een hond last heeft van een blaasontsteking. 

Waarom wil je dit antibioticum liever niet voorschrijven?

Slide 16 - Slide

         Opdracht Toediening (10 min)

Antibioticum kan je op verschillende manieren toedienen.
- Welke manieren zijn dit?
- Zoek per toedieningsvorm een voorbeeld van een           antibioticum op.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Een antibioticum met bacteriostatische werking doodt de bacterie.
Juist
Onjuist

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Opdracht Resistentie (10 min)
Een  hobbykip herstelt helaas niet van zijn breedspectrum antibioticumkuur. De bacterie blijkt resistent te zijn tegen zijn antibioticum.

Wat betekent resistentie?
Waarom is resistentie gevaarlijk?
Zoek de informatie op in de lesstof.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Een resistente bacterie is ongevoelig voor alle antibiotica.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

De hobbykip heeft een andere antibioticumkuur nodig. Welke maatregelen zijn belangrijk om de kans op resistentie te verkleinen?
A
Zorg dat de kip de kuur helemaal afmaakt
B
Zorg dat de kuur helemaal volgens voorschrift wordt gevolgd
C
Zorg dat je de kip afzondert van andere dieren
D
Zorg voor een bacteriekweek

Slide 26 - Quiz

Een pup heeft na een antibioticumkuur met doxycycline gele tanden gekregen. Waar is dit een voorbeeld van?
A
Bijwerking
B
Resistentie
C
Immuniteit
D
Overgevoeligheid

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Link

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Een huidschimmel bij een hond is altijd het gevolg van een directe besmetting.
Juist
Onjuist

Slide 32 - Poll

Wat is belangrijk voor een succesvolle behandeling van een schimmelinfectie?
A
Behandel niet alleen de plek, maar ook het gebied eromheen
B
Scheer de vacht bij langharige dieren
C
Dien het middel zo kort mogelijk toe om resistentie te voorkomen
D
Reinig de omgeving en gebruiksvoorwerpen van het dier

Slide 33 - Quiz

Ringworm is een huidontsteking die voortkomt uit een schimmelinfectie.
Juist
Onjuist

Slide 34 - Poll

Dermatofytose

Slide 35 - Slide

In een kattenverblijf van een asiel heeft één kat een schimmelinfectie.
Wat moet er gebeuren?
A
Deze kat moet worden geïsoleerd en behandeld
B
Alleen deze kat moet worden behandeld
C
Alle katten in het verblijf moeten worden behandeld
D
Deze kat hoeft alleen te worden geïsoleerd

Slide 36 - Quiz

/ Antiprotozoïca

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide