El presente (regular e irregular)

1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

¿Cuántos grupos de verbos hay en español?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quiz

En el presente, elke groep heeft zijn eigen vervoegigen.
A
B
NO
C
No sé

Slide 3 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden hebben andere vervoegingen.
A
B
NO
C
Soms
D
Alleen de 1e persoon

Slide 4 - Quiz

Alle vervoegingen van werkwoorden met klinker verandering hebben een aangepaste stam.

A
B
No
C
Alleen de enkelvoud vormen
D
Behalve 2 meervoud vervoegingen

Slide 5 - Quiz

HABLAR
LEER
ESTUDIAR
TRABAJAR
PENSAR

Slide 6 - Drag question

¿Qué significa VOLVER?
A
Komen
B
Gaan
C
Terug komen
D
Vertrekken

Slide 7 - Quiz

¿Qué significa SALIR?
A
Uitgaan
B
Gaan
C
Naar buiten gaan
D
Vertrekken

Slide 8 - Quiz

¿Qué significa DESAYUNAR?
A
Ontbijten
B
Lunchen
C
Avond eten
D
Eten

Slide 9 - Quiz

¿Qué significa QUERER?
A
Kunnen
B
Willen
C
Moeten
D
Iemand lief hebben

Slide 10 - Quiz

¿Qué significa PODER?
A
Kunnen
B
Willen
C
Moeten
D
Mogen

Slide 11 - Quiz

Escribe una frase.
levantarse, entender, ver,

pensar, decir, dominar,  confundir,
 ir, pasear, saber.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide