Leesstrategieen

Maandag 20 december
Online les
Vak: Nederlands
Lesduur: 30 minuten
9.15 - 9.45 uur
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

Maandag 20 december
Online les
Vak: Nederlands
Lesduur: 30 minuten
9.15 - 9.45 uur

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken online lessen

Slide 3 - Slide

Afspraken voor het volgen van de online lessen 
  • Wees op tijd 
  • Zet je camera aan, microfoon op stil 
  • Zorg dat je op een rustige plek zit waar je je goed kan concentreren 
  • Kom voorbereid! 
  • Stel vooral veel vragen :) 

Slide 4 - Slide

Leesstrategieën ...
 ... kunnen je helpen met vinden wat je zoekt in een tekst

Slide 5 - Slide

Inhoud

1. Voor het lezen

2. Strategieën


Slide 6 - Slide

Voor het lezen: oriënteren
Waar zou de tekst over kunnen gaan?  
Kijk naar .....
  • afbeeldingen
  • cijfers, grafieken en tabellen
  • titel en ondertitel
  • grootte en soort lettertype
  • lengte van de tekst


Slide 7 - Slide

Voor het lezen: oriënteren
Waar zou de tekst over kunnen gaan?  
  • bronnen
  • tussenkopjes
  • eerste en laatste alinea ...


Slide 8 - Slide

Voor het lezen: oriënteren
Wat weet je al van het onderwerp?

  • Heb je er iets over gehoord of gelezen?
  • Is of was het een belangrijke kwestie?
  • Welke meningen zijn er over dit onderwerp?
  • Wat is je eigen mening over dit onderwerp?

Slide 9 - Slide

Voor het lezen: oriënteren
Om wat voor soort tekst gaat het?
  • een kranten-/tijdschriftenartikel
  • een email of brief
  • een advertentie of folder
  • een kort verhaal
  • een gedicht of songtekst
  • een recept of gebruiksaanwijzing

Slide 10 - Slide

Voor het lezen: oriënteren
Wat wil de schrijver bij de lezer bereiken?

  • Lezers vermaken door iets leuks te vertellen -->amuseren
  • Lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit --> informeren
  • Lezers overtuigen van een bepaalde mening --> overtuigen
  • Lezers aanzetten iets te gaan doen (bijv. kopen) --> activeren 

Slide 11 - Slide

Strategiëen 
Oriënterend lezen
Doel: Snel het onderwerp van de tekst vaststellen en bepalen voor welk publiek het geschreven is.
Aanpak: Bekijk afbeeldingen, cijfers, grafieken, tabellen, grootte en soort lettertype, lengte van de tekst en bronnen. Lees titel, ondertitel en tussenkopjes. Lees introtekst, eerste en laatste alinea.

Slide 12 - Slide

Strategiëen 
Globaal (vlot) lezen
Doel: De hoofdzaken van een tekst vinden.
Aanpak: Lees de eerste en laatste alinea. Lees de eerste en laatste zin van alle tussenliggende alinea’s.

Slide 13 - Slide

Strategiëen 
Gericht lezen
Doel: Bepaalde informatie uit een grotere hoeveelheid tekst vinden. 
Aanpak: Lees titel, evt. ondertitel, inleiding of eerste alinea, tussenkopjes en tekst onder het tussenkopje, waarvan jij denkt dat het belangrijk is voor de vraag.

Slide 14 - Slide

Strategiëen 
Intensief (nauwkeurig of gedetailleerd) lezen
Doel: De tekst helemaal goed begrijpen.
Aanpak: Lees de tekst helemaal door. Bepaal het onderwerp van de tekst. Zoek naar kernzinnen van alinea’s en naar signaalwoorden die verbanden aangeven. Stel de deelonderwerpen vast. Bepaal de hoofdgedachte van de tekst. 

Slide 15 - Slide

Aan de slag
H1.2 Tekstbegrip 
Maken: opdracht 1 t/m 6

Slide 16 - Slide

Examenvragen
Scanvragen
Bij scanvragen wordt er gericht gevraagd naar bepaalde concrete informatie. Je hoeft hiervoor niet de hele tekst te lezen, maar scant de tekst op bepaalde woorden totdat je de passage gevonden hebt waarin je denkt het antwoord te kunnen vinden.

Slide 17 - Slide

Examenvragen
Gatentekst (invulvragen)
In een gatentekst is een woord of woordgroep weggelaten. De ontbrekende woorden moet je invullen.


Slide 18 - Slide

Examenvragen
Aanpak scanvragen
1. Lees de vraag.
2. Bedenk waar je het antwoord zou kunnen vinden.
3. Scan de tekst op deze informatie.
4. Lees de uitgekozen passage nauwkeurig.
5. Formuleer een antwoord.

Slide 19 - Slide

Examenvragen
Aanpak gatentekst (invulvragen)
1. Lees de tekst vóór en na het gat nauwkeurig.
2. Lees de antwoorden nog niet.
3. Bepaal de functie van het in te vullen woord of tekstgedeelte.
4. Bepaal de woordsoort die ingevuld moet worden.
5. Bepaal wat het verband is tussen het deel vóór en na het gat.
6. Verzin zelf een invulling.
7. Schrijf de vertaling achter elk antwoord.
8. Kies het juiste antwoord en vul dat op de plek van het gat in de zin in om
te kijken of het qua betekenis en woordvolgorde past.



Slide 20 - Slide

Examenvragen
Open vragen
Bij een open vraag worden geen keuzemogelijkheden gegeven en moet je dus zelf een antwoord formuleren. Je moet ze meestal in het Nederlands beantwoorden.




Slide 21 - Slide

Examenvragen
Aanpak open vragen
1. Lees de vraag nauwkeurig. 
2. Lees het stuk tekst waar de vraag over gaat gedetailleerd.
3. Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat.
4. Formuleer een antwoord.
5. Lees de vraag nog eens door en check of je wel precies antwoord geeft op de vraag.




Slide 22 - Slide

Examenvragen
Meerkeuzevragen
Om meerkeuzevragen goed te kunnen beantwoorden, zoek je naar aanwijzingen in de tekst waarop de vraag betrekking heeft. Soms leiden aanwijzingen niet direct naar het juiste antwoord. Vaak lijken meerdere antwoorden juist. In dat geval moet je de afstreepmethode gebruiken.





Slide 23 - Slide

Examenvragen
Aanpak meerkeuzevragen
1. Bekijk de tekst (oriënterend lezen) om een idee te krijgen waar de tekst over gaat.
2. Ga na wat je al weet over het onderwerp.
3. Lees de meerkeuzevraag (alleen de vraag!).
4. Bepaal in welk tekstdeel je het antwoord moet zoeken.
5. Lees dat stuk door en probeer zelf in gedachten een antwoord te formuleren.







Slide 24 - Slide

Examenvragen
Aanpak meerkeuzevragen (vervolg)
6. Lees nu pas de meerkeuzeantwoorden door. Stel van elk antwoord vast of het goed zou kunnen zijn of onzin is. Streep foute antwoorden weg.
7. Zoek in de tekst naar aanwijzingen die belangrijk kunnen zijn voor je keuze en onderstreep deze woorden.
8. Meestal kun je nu het antwoord al kiezen. Lukt dat niet, streep dan de minst waarschijnlijke antwoorden weg.







Slide 25 - Slide