lezen: ow, hoofdgedachte, tekstdoelen etc

Leesvaardigheid
Begrippen: 
  1. Tekstdoel 
  2. Tekstsoort
  3. Onderwerp
  4. Hoofdgedachte
  5.  Feit, mening en argument
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Begrippen: 
  1. Tekstdoel 
  2. Tekstsoort
  3. Onderwerp
  4. Hoofdgedachte
  5.  Feit, mening en argument

Slide 1 - Slide

timer
0:20
Ken je nog tekstdoelen?

Slide 2 - Mind map

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren
Instrueren

Slide 3 - Slide

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
timer
0:20
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame

Slide 4 - Quiz

Een uitnodiging is een voorbeeld van een
timer
0:20
A
informatieve tekst
B
amuserende tekst
C
instruerende tekst
D
activerende tekst

Slide 5 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 6 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 7 - Drag question

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Hoofdgedachte van een tekst
De hoofdgedachte is altijd een (of 2) complete zin. 

Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst.

Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!





Slide 9 - Slide

Waarom is begrijpend lezen belangrijk?
timer
0:20

Slide 10 - Open question

Verschil 
  1. feit
  2. mening
  3. argument 

Slide 11 - Slide

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 12 - Slide

Checken op begrip
Begrippen opschrijven

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken 
Ga in de methode naar:
- Alfa - MBO-V - Beroepsgericht lezen & luisteren
Lees de tekst en maak vraag 1 t/m 8 

Volgende week gaan we in op:
- Tekststructuren/verbanden zoals 
Probleem-oplossing, oorzaak-gevolg etc. 

Slide 14 - Slide

Tekstdoel en tekstsoort
  1. Amuseren, amuserende tekst
  2. Informeren, Informerende tekst
  3. Overhalen, overhalende tekst
  4. Instrueren, instruerende tekst
  5. Overtuigen, overtuigende tekst

Tekstvorm
  1. stripboek, roman
  2. Krantenartikel
  3. reclame
  4. recept, handleiding
  5. opiniestuk, review, recensie

Slide 15 - Slide