This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
ton
kg
mg
g
Slide 4 - Drag question
8,3 kg = .....g
Slide 5 - Open question
5740 kg = ..... ton
Slide 6 - Open question
0,62 g = ..... mg
Slide 7 - Open question
234 g = ..... kg
Slide 8 - Open question
3,78 ton = ..... kg
Slide 9 - Open question
58 g + 0,61 kg = ..... g
Slide 10 - Open question
830 kg + 17 g = ..... g
Slide 11 - Open question
Een volwassen blauwe vinvis weegt 110 ton. Een jong weegt bij geboorte ongeveer 2500 kg. Hoeveel keer zwaarder is een volwassen vinvis dan een jong?
Slide 12 - Open question
De grootste olifant in Europa weegt 7 ton. Een babyolifant weegt bij geboorte 95 kg. Hoeveel keer zwaarder is de volwassen olifant? Rond af op helen.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
Vul de juiste eenheid van tijd in:
"Je fietst ongeveer 15 km in een ...... "
Slide 15 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
Vul de juiste eenheid van tijd in:
"Er zitten 3 maanden in een ...... "
Slide 16 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
Vul de juiste eenheid van tijd in:
"Een eeuw betekent 100 ...... "
Slide 17 - Open question
Zet de eenheden van lang naar kort
millennium
eeuw
jaar
schrikkeljaar
kwartaal
maand
dag
uur
Slide 18 - Drag question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
Hoeveel dagen en uren zitten er in 256 uur?
Slide 19 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
Hoeveel seconden zijn 26 minuten en 12 seconden?
Slide 20 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
Maarten heeft de Elfstedentocht gezwommen in 4444 minuten. Hoeveel uren en minuten zijn dat?
Slide 21 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
3 jaar en 18 weken = ........ weken
Slide 22 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
7 kwartalen en 1 maand = ........ maanden
Slide 23 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
4 eeuwen en 39 jaar = ........ jaar
Slide 24 - Open question
Vul de juiste eenheid van tijd in: Je fietst ongeveer 15 km in een .....
(Met berekening)
5 kwartalen en 6 weken = ........ weken
Slide 25 - Open question
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Een satellietfoto van Nederland en België heeft een gewicht van ongeveer:
A
1 mB
B
1 gB
C
1 tB
D
1 pB
Slide 28 - Quiz
200 uur aan video op studiokwaliteit is ongeveer gelijk aan:
A
1 mB
B
1 gB
C
1 tB
D
1 pB
Slide 29 - Quiz
5 minuten aan geluidsopname met je telefoon is ongeveer:
A
1 mB
B
1 gB
C
1 tB
D
1 pB
Slide 30 - Quiz
Alle informatie van Wikipedia in alle talen:
A
1 mB
B
1 gB
C
1 tB
D
1 pB
Slide 31 - Quiz
Vul in:
4 GB = ................MB
A
40
B
400
C
0,004
D
4000
Slide 32 - Quiz
Vul in:
3500 MB = ................GB
A
3 500 000
B
35
C
3,5
D
0,35
Slide 33 - Quiz
Vul in:
0,3 GB = ........ MB
A
0,0003
B
0,003
C
3000
D
300
Slide 34 - Quiz
Vul in:
450 GB = ........ TB
A
0,45
B
450 000
C
4,5
D
0,045
Slide 35 - Quiz
x 1000
: 1000
x 1000
: 1000
Slide 36 - Drag question
Voor een app heb je gemiddeld 150 MB aan opslagruimte nodig. Rinske heeft nog 3,4 GB ruimte op haar telefoon. Hoeveel apps passen er nog bij? (gebruik 1 GB = 1000 MB)
Slide 37 - Open question
Je hebt nog 0,3 GB vrije opslagruimte op je telefoon. Hoeveel foto's van 6,7 MB kan je nog opslaan ?