Hom 2 - Unit 8 - lesson 2

Welcome back to English!
Unit 8 - Explaining how things work in the hotel room
Lesson 2
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome back to English!
Unit 8 - Explaining how things work in the hotel room
Lesson 2

Slide 1 - Slide

Last week
Starter - Which problems do these people have in their hotel rooms?
Looked at: the new words to use and new expressions to learn
Listening exercise 

Slide 2 - Slide

This week: 
The language check: 
  • Imperatives
  • Adjectives and adverbs

Slide 3 - Slide

What are imperatives?
A
actieve zin
B
passieve zin
C
gebiedende zin
D
vragende zin

Slide 4 - Quiz

When do you use imperatives?

Slide 5 - Slide

Practise
Exercise 1 together
Exercise 2 in 3 groups - Write your own instructions.
10 minutes.

Slide 6 - Slide

Adjectives and Adverbs

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden

Slide 8 - Slide

Adjectives
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het beantwoordt de vraag wat voor?
the beautiful girl


beautiful is dan het bijvoeglijk nmw., want het zegt iets over het meisje / girl.

Slide 9 - Slide


What is the Adjective in this sentence?
"They live in a big house."
A
They
B
live
C
big
D
house

Slide 10 - Quiz


What is the Adjective in this sentence?
"Ben is an adorable baby."
A
Ben
B
adorable
C
baby
D
an

Slide 11 - Quiz


What is the Adjective in this sentence?
"I met a homeless person in New York."
A
met
B
homeless
C
person
D
New York

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.
Dit geeft antwoord op de vraag hoe?
The girl sings beautifully.


Hoe zingt ze? beautifully
Dit is dus een bijwoord.

Slide 14 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).
The girl is extremely beautiful.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Woorden die je zowel bijvoeglijk naamwoorden als bijwoorden woorden gebruikt: 
daily 
early
high
low
far
fast
wrong
strange

Slide 19 - Slide

Sommige bijvoegelijk naamwoorden en bijwoorden hebben een compleet andere betekenis

Short - shortly
hard - hardly
fair - fairly
high - highly
late - lately

Slide 20 - Slide

Even oefenen..

Slide 21 - Slide


Adjective or Adverb?
"Taeke is a ... singer."
A
good
B
well

Slide 22 - Quiz


Adjective or Adverb?
"It is ... cold today."
A
awful
B
awfully

Slide 23 - Quiz


Adjective or Adverb?
"Quinty speaks so very ... ."
A
quick
B
quickly

Slide 24 - Quiz


Adjective or Adverb?
"I know them quite ... ."
A
good
B
well

Slide 25 - Quiz


Adjective or Adverb?
"It was a ... day for us all."
A
sad
B
sadly

Slide 26 - Quiz


Adjective or Adverb?
"Ilse is a ... girl. She climbed up the ladder ... ."
A
careful, careful
B
carefully, carefully
C
careful, carefully
D
carefully, careful

Slide 27 - Quiz


HAPPY: Adjective or Adverb?
"He ... accepted the offer."

Slide 28 - Open question


EASY: Adjective or Adverb?
"Lucy is shy, so she cannot make friends ... ."

Slide 29 - Open question


TERRIBLE: Adjective or Adverb?
"My aunt is a ... driver."

Slide 30 - Open question

Snap je dit onderwerp?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga ermee oefenen.
C
Ik denk dat ik nog wel wat uitleg kan gebruiken.
D
Ik snap er NIKS van.

Slide 31 - Quiz

Next week: 
Doing exercises on Unit 8

Slide 32 - Slide