Fouten voorkomen

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De komende twee lessen
gaan we aan de slag met het voorkomen van fouten op het gebied van formuleren en stijl. 

Nuttig bij de examens
schrijven, spreken en gesprekken.

Slide 2 - Slide

Concreet
14 juni & 21 juni
Hoofdstuk 2 Formuleren en stijl
Deel B: blz. 216 t/m 228

28 juni:  T O E T S
Daarna: vakantie

Slide 3 - Slide

Kies de woorden die in de juiste volgorde staan.
De teammanager is dan niet beschikbaar,
A
want de komende maand hij is op vakantie.
B
want de komende maand is hij op vakantie.

Slide 4 - Quiz

Kies de woorden die in de juiste volgorde staan.
De automonteur verving de accu,
A
omdat deze kapot was.
B
omdat deze was kapot.

Slide 5 - Quiz

Kies de woorden die in de juiste volgorde staan.
Vandaag moet ik voor de laatste keer in de ijssalon werken en
A
morgen begin ik als sous-chef op mijn nieuwe werk.
B
op mijn nieuwe werk morgen begin ik als sous-chef.

Slide 6 - Quiz

Je formuleert juiste samengestelde zinnen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Eindelijk :) nu jullie...
Deel B - blz. 220 en 221
Opdracht 2
Opdracht 3
Opdracht 4

Slide 13 - Slide

De potjes appelmoes ... netjes opgestapeld in het schap.
A
staan
B
staat

Slide 14 - Quiz

Elke zaterdag ... een groep wandelaars een kop koffie in onze lunchroom.
A
drinkt
B
drinken

Slide 15 - Quiz

De deelnemers van de prijsvraag ... in spanning op de uitslag.
A
wacht
B
wachten

Slide 16 - Quiz

Ongeveer de helft van onze
klanten ... een klantenkaart.
A
heeft
B
hebben

Slide 17 - Quiz

Je gebruikt het juiste getal (enkelvoud of
meervoud) voor de persoonsvorm.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

En nog eens aan de slag
Deel B - blz. 216 en 217
Opdracht 1
Opdracht 3
Opdracht 4

Slide 27 - Slide

nieuwe les / voorkennis activeren

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

In welke twee zinnen staat een congruentiefout?
A

Slide 30 - Quiz