irregular verbs explanation + practice

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Unit 4
Grammar

We are going to practise the past participle of the irregular verbs

Slide 2 - Slide

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie (TB page 261)
to do ----------    did       -------   done 
to fly ----------     flew     -------   flown
to go ---------      went    -------   gone
hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 3 - Slide


   Het eerste rijtje = het hele werkwoord
                      (tegenwoordige tijd)

                to do
                to  fly
                to  go
1

Slide 4 - Slide

   
       Het tweede rijtje = de verleden tijd
                                             (past tense)

                did
                flew
                went
    

2

Slide 5 - Slide


het derde rijtje = de voltooide tijd
                                 (past participle)

             done
             flown
             gone
         
3

Slide 6 - Slide

Wat betekenen ook al weer die woorden?
Infinitive = hele werkwoord (1e rij)

past simple = verleden tijd (2e rij)

past participle = voltooid deelwoord (3e rij)

Slide 7 - Slide

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive (1e), past simple(2e) of past participle(3e) is.
Infinitive
past simple
Past participle
Be
was / were
Been

Slide 8 - Drag question

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
begin
began
begun

Slide 9 - Drag question

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
do
did
done

Slide 10 - Drag question

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
eat
ate
eaten

Slide 11 - Drag question

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
go
went
gone

Slide 12 - Drag question

Maak de reeks compleet:

...... , caught, caught
A
caught
B
catch
C
catched
D
cought

Slide 13 - Quiz

Maak de reeks compleet:

find, ....... , found
A
finded
B
founded
C
found
D
find

Slide 14 - Quiz

Maak de reeks compleet:

hurt, hurt, .......
A
hurt
B
hurts
C
hurted
D
hourts

Slide 15 - Quiz

Maak de reeks compleet:

build, built, .........
A
build
B
builded
C
built
D
builts

Slide 16 - Quiz

Maak de reeks compleet:

....... , knew, known
A
knew
B
known
C
knowed
D
know

Slide 17 - Quiz

Wat is de past simple van:
FLY

Slide 18 - Open question

Wat is de past simple van:
CHOOSE

Slide 19 - Open question

Wat is de past simple van:
HIT

Slide 20 - Open question

Wat is de past participle van:
SWIM

Slide 21 - Open question

Leave =
Think =
Do =
Go =
Walk =
Want =
Take =
Arrive =
Decide =
Become =
Explain =
Begin =
Meet =
End =
Starter!

What is the Past Simple of these verbs? 
Which are regular? Which are irregular?

Slide 22 - Slide

Match Past Participle (Voltooid Deelwoord)
be, was/were, ...........
eat, ate, ...........
drink, drank, ...........
walk, walked, ...........
hurry, hurried, ...........
write, wrote, ...........
speak, spoke, ...........
walked
spoken
been
drunk
written
hurried
eaten

Slide 23 - Drag question