Les 1: Paragraaf 1.1 en 1.2

Wikken en Wegen
Paragraaf 1.1 en 1.2
Economie / Klas 3

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wikken en Wegen
Paragraaf 1.1 en 1.2
Economie / Klas 3

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen waarom je als consument keuzes moet maken.
  • Ik kan uitleggen dat je als consument verschillende behoeften hebt.
  • Ik kan voorbeelden geven van verschillende behoeften. 

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Overleg eens met je schoudermaatje:

Als je vanmiddag in alle winkels gratis zou kunnen winkelen, wat zou je dan gaan halen?

Overleg eerst 1 minuut, vul daarna je antwoord in!

Slide 4 - Open question

Je hebt geen onbeperkt geld, dus: Prioriteiten
Prioriteiten stellen
bepalen welke behoeften het belangrijkst zijn en welke minder belangrijk.

Het is verstandig zijn om de meeste prioriteit te geven aan de primaire behoeften en niet aan secundaire behoeften.

Slide 5 - Slide

PRIMAIR
SECUNDAIR
Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.
Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Medicijnen
Vitaminepillen
Benzine
Smartphone
Televisie
Bed
Groente en fruit
Auto
Beroepsopleiding

Slide 6 - Drag question

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 7 - Drag question

Schaarse vs. vrije goederen
Schaarse goederen --> Productiefactoren voor nodig, daar moet je voor betalen
Vrije goederen -->
Dit komt 'vanzelf'
zon, licht, zeewater, lucht

Schaarste dwingt tot maken van keuzes

Slide 8 - Slide

Gebruiksgoederen
Gebruiksgoederen zijn duurzame goederen.
Producten die een lange tijd mee gaan (meestal langer dan een jaar).
Verbruiksgoederen
Verbruiksgoederen worden maar 1 keer gebruikt
Bv. eten, tandpasta enz.

Slide 9 - Slide

Even rekenen
We nemen altijd ons rekenmachine mee naar de les.

Slide 10 - Slide

Zet 62% om in een decimaal?
Gebruik een ,

Slide 11 - Open question

21% van 450 =
(twee decimalen)

Slide 12 - Open question

Noteer 94,5 als een geld bedrag.
(gebruik een spatie en , )
(Druk op het toetsenbord de Alt-toets, Ctrl-toets en de 5-toets tegelijkertijd in.)

Slide 13 - Open question

Als een getal groter is dan een duizend kun je dit zien aan?
A
, (komma)
B
. (punt)

Slide 14 - Quiz

Het getal 18.500,25 type ik als volgt in, in mijn rekenmachine
A
18500.25
B
18.500,25
C
18,500.25

Slide 15 - Quiz

Jacco heeft maandelijks € 1.250 aan vaste lasten. 55% hiervan gaat naar de huur. Hoeveel huur betaalt hij?

Slide 16 - Open question

Consumeren
Kopen         of zelf doen??
Zelf doen heet : Zelfvoorziening
  • een eigen moestuin, het zelf schilderen van je huis, je band plakken

Slide 17 - Slide

Produceren
Alles wat gemaakt of gedaan wordt
Onbetaald

door consumenten
Betaald

door producenten (bedrijven)

Slide 18 - Slide

Collectieve voorziening
Je kunt ook consumeren door gebruik te maken van een collectieve voorziening (bijvoorbeeld: rechtspraak, dijken, wegen, parken, basisonderwijs..)

Slide 19 - Slide

Collectieve voorziening
  • Betaald uit belastinggeld 
  • Geregeld door de overheid
  • Iedereen mag er gebruik van maken (soms tegen een vergoeding)

Slide 20 - Slide

Sleep de behoefte naar de juiste plek
Primaire behoefte
Secundaire behoefte
Een smartphone
Een stapel boterhammen
Nieuwe sportschoenen
Een nieuw kapsel
Zonnig weer
Een glas water
Een muziekprogramma op radio 538
Schone handen

Slide 21 - Drag question

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip.
Goederen
Diensten

Slide 22 - Drag question

Maken + Huiswerk
Paragraaf 1.1 
Paragraaf 1.2

Slide 23 - Slide