Groep 2 Past Simple
Opdracht 1: Wanneer gebruik je de Past Simple?
Maak 3 verschillende zinnen waarbij dit terugkomt.
Opdracht 2: Wat is het verschil tussen regelmatige en onregelmatige woorden in de Past Simple?
Maak 2 verschillende zinnen om dit verschil aan te geven?
opdracht 3: Zoek de signaalwoorden op van de Past Simple en benoem ze (incl. vertaling).
Maak 3 zinnen met elk een verschillend signaalwoord van de Past Simple.
Verzamel de uitkomsten en de hoofdexpert presenteert de uitkomsten aan de rest van de klas.