comparisons

English Today
- Comparisons uitleg Unit 2
- Volgende week woensdag, toets unit 2
- Wat moet je leren?
1. Woordjes van links naar rechts
2. Onregelmatige werkwoorden, blz 261. (to be t/m to hit)
3. Grammatica: Past Simple, Much/Many etc, Comparisons

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

English Today
- Comparisons uitleg Unit 2
- Volgende week woensdag, toets unit 2
- Wat moet je leren?
1. Woordjes van links naar rechts
2. Onregelmatige werkwoorden, blz 261. (to be t/m to hit)
3. Grammatica: Past Simple, Much/Many etc, Comparisons

Slide 1 - Slide

unit 2
Aan het eind van deze lessonup kun je de volgende grammatica juist gebruiken:

comparative 
(vergrotende trap + )
superlative 
(overtreffende trap ++ )

Slide 2 - Slide

Even terug naar wat je al kent
Als het goed is weet je van de Nederlands lessen  wat zelfstandignaamwoorden, werkwoorden, en bijvoegelijknaamwoorden zijn...

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
een lang meisje, een mooi boek, een belangrijk onderwerp

Slide 4 - Slide

Met die bijvoegelijknaamwoorden kunnen we vergelijkingen maken
een langer meisje, het mooiste boek, een even belangrijk onderwerp

Slide 5 - Slide

Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.

v.b.
Mijn zus is ouder dan jouw zus.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.

Slide 6 - Slide

De 3 trappen
Trap 1: Positive degree
big / beautiful / good / bad / intelligent

Trap 2: Comparative degree
bigger / more beautiful / better / worse / more intelligent

Trap 3: Superlative degree
biggest / most beautiful / best / worst / most intelligent

Slide 7 - Slide

-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
white - whiter than - the whitest

Slide 8 - Slide

more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:

beautiful / more beautiful than / the  most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

as ... as
Als je wilt zeggen dat 2 dingen (bijna) hetzelfde zijn dan gebruik je as ... as (net zo ... als)

You're as tall as my brother.
She is as old as her cousin.
Your girlfriend is almost as pretty as mine.

Slide 11 - Slide

Spellingsregel 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est

Happy / Happier than / The happiest

Pretty / Prettier than / The prettiest

Slide 12 - Slide

Spellingsregel 2
Uit je hoofd leren
Good / better than / the best
Bad / worse than / the worst

Little  / less than / the least 
many - much / more than / the most

Slide 13 - Slide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 14 - Quiz

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 15 - Quiz

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 16 - Quiz

English Today
- Comparisons uitleg Unit 2
- Volgende week woensdag, toets unit 2
- Wat moet je leren?
1. Woordjes van links naar rechts
2. Onregelmatige werkwoorden, blz 261. (to be t/m to hit)
3. Grammatica: Past Simple, Much/Many etc, Comparisons

Slide 17 - Slide