Deutsch in OP1

Deutsch in OP1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Deutsch in OP1

Slide 1 - Slide

Willkommen bei Deutsch für Anfänger.
Deze LessonUp volgt een beetje de Reader, die via de mail naar jullie is toegestuurd. Niet altijd natuurlijk

Slide 2 - Slide

En daarom krijgen jullie Duits.
Landen waar Duits wordt gesproken
In Duitsland, met een bevolkingsaantal van 83 miljoen, wordt natuurlijk Duits gesproken. Maar ook in de landen Oostenrijk, Zwitserland, Liechtenstein, Luxemburg, Noord-Italië en in stukken van België.

Omdat Zwitserland geen lid is van de Europese Unie zou het percentage van het aantal Duits sprekenden eigenlijk nog hoger moeten zijn. Bovendien wordt in andere Europese landen Duits als tweede taal ook veel gesproken. Ook in Oost-Europa is Duits een veel gesproken taal. In de Verenigde Staten is de Duitse taal de vierde meest voorkomende tweede taal die mensen leren.

Sterke economie
Duitsland heeft de populariteit van de Duitse taal te danken aan de sterke economie van hun land. Jarenlang doet Duitsland al zaken door heel Europa. De grote economie en grote Duitse bedrijven zorgen ervoor dat de Duitse taal een populaire taal blijft. Aangezien Duitsland de grootste en belangrijkste economie is, brengt het veel carrièremogelijkheden met zich mee.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Je kunt je op 3 manieren voorstellen.
Welke hieronder passen?
A
Eh, jo hier ist...
B
Mein Name ist...
C
Ich bin...
D
Ich heiße...

Slide 5 - Quiz

Je kunt ook aan iemand vragen wie hij/zij is:
A
Wie heißen Sie?
B
Wie ist Ihr Name?
C
Sie sind?
D
Eh Kumpel, was.?

Slide 6 - Quiz

Stückchen Info:
ß= "ringel-s".  Komt uit het Oud-Duits. Spreek je uit als "S"

Lekker verwarrend:
- Wie (D) = hoe (NL)
- Wer (D)= wie (NL)



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Guten Morgen/Tag/Abend
Guten Morgen bis etwa 12.00 Uhr
Guten Tag bis etwa 18.00 Uhr
Guten Abend bis ungefähr 23.00 Uhr
Und dann Guten Nacht

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Fragewörter/vraagwoorden
In het NL heb je natuurlijk de W-vragen: wie, wat, waar, waarom, wanneer.
Dit heb je in het Duits ook: wer, wie, was, wann, wo, woher, wohin, weshalb, warum.

Wir haben nur einige Mehr ;-)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

woorden uit het filmpje vertalen
die Lieferung =
der Ausflug =
ein-und auschecken =
die Freundlichkeit =
die Speisekarte =
die Erfahrungen =

Slide 13 - Slide

die Zahlen.
In het Duits telt men op dezelfde manier als in het Nederlands:
Eerst de eenheid, dan het tiental.
Je kunt dus letterlijk 1 op 1 vertalen!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

das Alphabet und das NATO-Alphabet
Ihr lernt jetzt 2 verschiedenen Alphabete

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Slide

der, die, das op z'n simpels
der: mannelijke mensen, mannelijke dieren, maanden, dagen, seizoenen en automerken.
die: vrouwelijke mensen, vrouwelijke dieren, 65% vd zelfstandige naamwoorden zijn vrouwelijk.
das: verkleinwoorden, vaak (niet altijd) "het-woorden".

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video