Verleden tijd: voltooid deelwoord
- begint altijd met ge, be, ver
- er staat een vorm van hebben of zijn in de zin vooraf.
Bijv. Het had geregend
Hij was getreiterd vroeger
Onvoltooid deelwoord
- het is nog bezig, altijd met een ‘d’
-Bijv. Half slapend nam hij de telefoon op
-Zij gaat altijd lopend naar haar werk