2.3 Massa en volume

2.3 massa en volume
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.3 massa en volume

Slide 1 - Slide

Planning
Herhaling H2.2 
Uitleg H2.3 Massa en Volume
Opdracht 1 t/m

Slide 2 - Slide

Onthoud
• Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen. Een zuivere stof bestaat uit één stof.
• Als je een vaste stof mengt met een vloeistof en de vaste stof verdwijnt, dan ontstaat een oplossing. Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken.
• Als een vloeibaar mengsel troebel (ondoorzichtig) is, kan het dus geen oplossing zijn. Zo’n mengsel is een suspensie.
• Met heet water, maar ook met andere vloeistoffen, kun je geur-, kleur- en smaakstoffen uit vaste stoffen halen. Je krijgt dan een oplossing. Dit proces noem je extraheren.
• Met een filter kun je een vaste stof van een vloeistof scheiden. In een filter zitten heel kleine gaatjes. De vaste stof die achterblijft in het filter noem je het residu. De vloeistof die door het filter heen gaat, is het filtraat. Dit proces noem je filtreren.

Slide 3 - Slide

Doelen
  •  Je kunt de massa van een hoeveelheid stof bepalen
  •   Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen
  • Je kunt het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen
  • Je kunt het volume van een voorwerp met een onregelmatige vorm bepalen
  • Je kunt rekenen met verschillende maten voor massa

Slide 4 - Slide

massa
massa zegt iets over de deeltjes waar een stof uit bestaat.
Hoe zwaar iets weegt in kilogram of gram
Massa meet je met een weegschaal

Slide 5 - Slide

volume
  • Volume zegt iets hoeveel ruimte een voorwerp inneemt (inhoud)
  • De eenheid van volume is liter of kubieke meter 
  • Deze kun je berekenen (lengte x breedte x hoogte)
  • of bepalen met de onderdompelmethode
m3

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Geg:
Gev:
Opl:

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram
D
Kilojoule

Slide 12 - Quiz

Wat heeft meer massa?
1m3verenof1m3lood
A
De veren
B
Het lood
C
Beiden

Slide 13 - Quiz

Massa bepaal je met een:
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 14 - Quiz

Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G

Slide 15 - Quiz

Welke eenheid hoort bij volume?
A
Uur
B
Liter
C
Decibel
D
Seconde

Slide 16 - Quiz

Het symbool van volume is
A
V
B
L
C
v
D
dm3

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 18 - Quiz

De formule voor volume is...
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v

Slide 19 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Wat is het verschil in volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 20 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Wat: lees paragraaf 2.3 en maak de opdrachten in jouw boek op blz. 57
  • Hoe: helemaal stil!
  • Hulp: Docent
  • Tijd: ???? minuten lang
  • Huiswerk: opdrachten 1 tm 17 van paragraaf 2.3 & Test jezelf
  • Klaar?: ga bezig met paragraaf 2.4 ! 
timer
20:00

Slide 21 - Slide

Onthoud
• Met een weegschaal kun je de massa van een voorwerp of van een hoeveelheid stof bepalen. Je meet de massa in gram (g) of in kilogram (kg). 1 kg = 1000 g.
• Met een maatcilinder kun je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. Het volume is de ruimte die de vloeistof inneemt. Je meet het volume in liter (L) of milliliter (mL). 1 L = 1000 mL.
• Van rechthoekige voorwerpen kun je het volume berekenen:
– Meet de lengte, breedte en hoogte.
– volume = lengte × breedte × hoogte

Slide 22 - Slide

Onthoud
• Het volume van onregelmatig gevormde voorwerpen kun je bepalen met de onderdompelmethode:
– Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water.
– Lees de stand van het water af. Dit is de beginstand.
– Laat het voorwerp in het water zakken. Het voorwerp moet helemaal onder water komen.
– Lees opnieuw de stand van het water af. Dit is de eindstand.
– Reken uit: eindstand − beginstand. Dit is het volume van het voorwerp.

Slide 23 - Slide