Wat? §1.1 opdrachten 4 en 6.
Hoe? je leest nog een keer de tekst in stilte, vervolgens maak je de opdrachten.
Hulp? Je buur en eventueel de atlas.
Vragen? Steek je vinger op, ik kom vanzelf bij je. Werk in de tussentijd verder aan een andere opdracht.
Klaar? Maak begrippenkaartjes van de paragraaf.