In jullie boek worden nog niet alle tekstdoelen behandeld. Daar gaan we nu even naar kijken.
Slide 22 - Slide
Tekstdoelen - verdieping
Tekstdoel(en): Informeren en uitleg geven
In jullie boek staat er alleen een tekstdoel informeren. Dit mag je ook zo noteren bij de opdrachten.
Sommige lesboeken gebruiken twee aparte tekstdoelen: informeren en uitleg geven
De schrijver wil dat de lezer iets te weten komt. (informeren)
De schrijver wil aan de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit of hoe iets werkt. (uitleg geven)
Slide 23 - Slide
Tekstdoelen - verdieping
Tekstdoel: overtuigen
De schrijver wil de lezer doormiddel van argumenten overtuigen van zijn/haar mening.
Slide 24 - Slide
Tekstdoelen - verdieping
Tekstdoel: opiniëren (mening laten vormen)
De schrijver beschrijft verschillende kanten van het onderwerp en laat de lezer erover nadenken.
Slide 25 - Slide
Tekstdoelen - verdieping
Tekstdoel: activeren
De schrijver wil de lezer aansporen om iets te doen of te kopen.
Slide 26 - Slide
Tekstdoelen - verdieping
Tekstdoel: amuseren
De schrijver wil de lezer vermaken.
Slide 27 - Slide
Tekst en beeld (blz. 162)
Bij een tekst kunnen illustraties (foto's, tabellen, tekeningen) staan. De schrijver kan met een illustratie verschillende doelen hebben:
verfraaien
aandacht trekken
verduidelijken
aanvullen
Slide 28 - Slide
Even oefenen
Slide 29 - Slide
Wat voor illustratie past er bij de volgende tekst: een ingewikkeld verhaal over de werking van pijnstillers.
Slide 30 - Open question
Wat is het doel van een tabel waarin overzichtelijk wordt gemaakt wat het ideale gewicht is voor diverse leeftijdscategorieën?
Slide 31 - Open question
Wat voor illustratie past er bij de volgende tekst: een verslag van een fietstocht.
Slide 32 - Open question
Wat is het doel van de illustratie bij een verslag van een fietstocht?
Slide 33 - Open question
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 34 - Quiz
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren
Slide 35 - Quiz
Leg uit waarom een bericht op Facebook meerdere tekstdoelen kan hebben.
Slide 36 - Open question
Aan de slag - alles is ook online
Je gaat aan de slag met de opdrachten. Lees hiervoor deze dia's rustig:
Had je bij opdracht 3 (blz. 133) vier of meer fouten, dan maak je: opdracht 5 (blz. 135) + opdracht 1 en 2 (blz. 162-164)
Had je bij opdracht 3 (blz. 133) drie of minder fouten, dan maak je: opdracht 5 (blz. 135) + opdracht 2 en 7B (blz. 163 t/m 164 + online).
Daarnaast kiest iederen minimaal3 opdrachten van bladzijde 236 t/m 247. Kies opdrachten van de onderdelen waar jij moeite mee hebt. (Deze opdrachten staan ook bij de online-methode - De Brug)
Slide 37 - Slide
Aan de slag
Hoofdstuk 5 leesvaardigheid
Lees eerst de uitleg en bekijken het filmpje.
Iedereen maakt van hoofdstuk opdracht 5. (In je boek is dat blz. 135 - 136)
Slide 38 - Slide
Aan de slag
Hoofdstuk 6 leesvaardigheid
Lees eerst de uitleg en bekijken het filmpje.
Heb je vier of meer fouten: opdracht 1 en 2
Heb je drie of minder fouten: opdracht 2 en 7B.
Slide 39 - Slide
Aan de slag
Hoofdstuk De Brug
Iedereen kiest minimaal 3 opdrachten uit dit onderdeel.
Kies onderdelen waar je moeite mee hebt, zodat je goed kunt oefenen!