Wiskunde H2 les 4, 1MH

Programma & lesdoel
  • Herhaling lesstof;
  • Huiswerk bespreken;
  • Nieuwe theorie;
  • Aan de slag!

Lesdoel: leerlingen weten hoe je afrondt in praktische situaties en kennen de betekenis van bewerkingen.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma & lesdoel
  • Herhaling lesstof;
  • Huiswerk bespreken;
  • Nieuwe theorie;
  • Aan de slag!

Lesdoel: leerlingen weten hoe je afrondt in praktische situaties en kennen de betekenis van bewerkingen.

Slide 1 - Slide

Wat zijn de eerste drie veelvouden van zes?
A
6, 12, 18
B
1, 2, 3
C
6, 36, 216
D
6, 16, 26

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de delers van 8?
A
1, 2, 4, 8
B
2 en 4
C
1 en 8
D
8, 16, 24, 32

Slide 3 - Quiz

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5749 wordt:
A
4,57
B
4,56
C
4,55
D
4,60

Slide 4 - Quiz

Afronden op honderdtallen.
76 449 wordt:
A
76000
B
76 400
C
76 500
D
77000

Slide 5 - Quiz

Nieuwe theorie
Afronden in praktische situaties
Voorbeeldvraag: hoeveel bussen heb je nodig?
Na een berekening is het antwoord 2,3 > waar rond je dan op af?

Situaties met geld:
In NL kennen we alleen 5 cent. Houd daar rekening mee. 
Wat wordt 5,42 euro? Wat wordt 23,78? Wat wordt 99,93?

Slide 6 - Slide

Huiswerk bespreken
De volgende opgaven zijn gemaakt en nagekeken:
Opgaven 29, 30, 31, 32, 34, 36, 37

Iemand vragen over deze sommen?

Andere vragen?

Slide 7 - Slide

Opgave samen
Huiswerk opgave klassikaal
Opg 42, blz 83

Kijk goed naar de notatie en schrijf mee in je eigen schrift

Vragen? Vinger opsteken

Slide 8 - Slide

Nieuwe theorie
Bewerkingen
Als je een getal vermenigvuldigt, deelt, optelt of aftrekt dan verandert dit getal naar een ander getal. Voorbeeld:
6 x 3 = 18 >> Het getal 6 is nu bewerkt tot 18.
We kennen 4 soorten bewerkingen, namelijk:
  1. Optellen, dit noemen we ook wel de som;
  2. Aftrekken, dit noemen we ook wel het verschil;
  3. Vermenigvuldigen, dit noemen we ook wel het product;
  4. Delen, dit noemen we ook wel quotiënt.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
Wat is de som van 3 en 16?
3 + 16 = 19
Wat is het verschil van 44 en 9?
44 - 9 = 35
Wat is het product van 7 en 5?
7 x 5 = 35
Wat is het quotiënt van 56 en 8?
56 : 8 = 7

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Voor de volgende les hebben jullie af en nagekeken:
Opgaven 39, 40, 42, 43, 45, 47, 48, 49

Denk eraan:
Je mag altijd tussentijds een keer aftekenen 
Einde van het hoofdstuk niet aftekenen = O 
Houd dit zelf ook goed in de gaten.

Slide 11 - Slide