Een stroomdraad heeft ook een (kleine) weerstand.
De weerstand is afhankelijk van de lengte van de stroomdraad (l), de soortelijke weerstand ( ), deze staat in je binas in tabel 15, en de dikte van de draad (A).
Hoe groter de lengte, des te groter wordt de weerstand (evenredig)
Hoe groter de soortelijke weerstand, des te groter wordt de weerstand (evenredig)
Hoe groter de dikte van de draad, des te kleiner wordt de weerstand (omgekeerd evenredig)
De formule wordt: