Grasland

Graslandbeheer


Niveau 2 leerjaar 1
1 / 56
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Graslandbeheer


Niveau 2 leerjaar 1

Slide 1 - Slide

Waarom zou je klaver door je grasmengsel zaaien?

Slide 2 - Open question

Welke klaver kan ik het beste gebruiken om de koeien te weiden?
A
Witte klaver
B
Paarse klaver
C
Rode klaver
D
Groene klaver

Slide 3 - Quiz

Wat is niet waar over rode klaver?
A
Rode klaver heeft een penwortel en kan goed tegen droogte
B
Rode klaver kan goed tegen beweiden
C
Rode klaver groeit harder dan witte klaver
D
Rode klaver is stengeliger/houtiger dan witte klaver

Slide 4 - Quiz

Een ton droge stof meer gras per hectare zorgt gemiddeld voor 4% meer eiwit van eigen land. Waarom willen we eigenlijk zoveel mogelijk eiwit van eigen land halen?

Slide 5 - Open question

Grasopbrengst
De opbrengst van een grasperceel is niet altijd gelijk. We onderscheiden over het algemeen vier snedeopbrengsten:
  
• Een weidesnede: 1700 kg ds/ha
• Een snede voor zomerstalvoeren: 2300 kg ds/ha
• Een normale maaisnede: 3000 kg ds/ha
• Een zware maaisnede: 4000 kg ds/ha

Hoe hoger de opbrengst is, hoe meer groeidagen er nodig zijn.
De lengte van het gras (in cm) zegt iets over de opbrengst die van het perceel af kan komen. 


Slide 6 - Slide

Ruwvoerwinning
Ruwvoer is het belangrijkste onderdeel van het rantsoen van een koe. Omdat gras niet het hele jaar door groeit en dezelfde kwaliteit heeft, is het belangrijk om door het jaar heen kwalitatief goed ruwvoer te verbouwen en in te kuilen.

 
Er zijn verschillende punten belangrijk om kwalitatief goed ruwvoer te verbouwen:
• Het moment van maaien
• De veldperiode
• De conservering

Slide 7 - Slide

Waar zit de meeste voederwaarde in bij een grasplant?
A
Stengel
B
Blad
C
Bloem
D
Wortels

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar: Stengels zorgen voor structuur in de kuil, maar niet voor voederwaarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Eiwitgehalte
In het voorjaar is het eiwitgehalte in het gras hoog. Zodra het gras flink begint te groeien neemt het eiwitgehalte af. 

Bij een snede van 3.500 kilo droge stof per hectare is in een goede weide de hoeveelheid eiwit 560 kilo (16%) . Wacht je met maaien, dan komen er kilo’s droge stof bij. Het aandeel eiwit blijft wel 560 kilo, waardoor het eiwitgehalte afneemt.

Jonger gras maaien --> een eiwitrijker product in de kuil krijgt en daardoor minder duur eiwitrijke bijvoeders hoeft aan te kopen. 
Het gewenste eiwitgehalte in het uiteindelijke ruwvoer hangt ook af van de hoeveelheid mais in het rantsoen. Veel mais in het rantsoen --> meer eiwitrijk voer nodig. 

Slide 10 - Slide

Suikergehalte
Suikers spelen een belangrijke rol in het conserveringsproces in de graskuil. Uiteindelijk moeten de suikers door de melkzuurbacteriën omgezet worden in melkzuur, waardoor een stabiele kuil ontstaat. Suiker is een product van de fotosynthese van de (gras)plant.

Het suikergehalte van het gras is afhankelijk van het aantal zonuren, de grassoort en het ras. De meeste suiker is opgeslagen in het onderste gedeelte (de voet) van het gras. 

Het suikergehalte is het hoogst op het eind van een zonnige dag. ’s Nachts gebruikt een plant weer een klein deel van de overdag gemaakte suikers voor ademhaling. Het advies is om in het voorjaar te gaan maaien na een aantal zonnige dagen. Het suikergehalte is ’s morgens hoog genoeg om in het voorjaar in de ochtend te maaien. Vooral na een koude voorjaarsnacht is het gebruik van de suikers ’s nachts laag en zijn ook in de ochtend nog genoeg suikers aanwezig voor succesvolle conservering. 

Later in het seizoen kan men beter later op een zonnige dag maaien. Door het gras diep te maaien krijgt je een hoog suikergehalte in de graskuil.

Slide 11 - Slide

Het suikergehalte in het gras is afhankelijk van:
A
Bodemtemperatuur, luchtvochtigheid en warmte
B
Jaargetijde, wortelactiviteit en onkruiddruk
C
Aantal zonuren, grassoort en ras

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar: Suikers in de grasplant worden gevormd door fotosythese?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Droge stof
Ook een belangrijke factor is de opbrengst: hoeveelheid droge stof per hectare.
  
Bij een grashoogte van 20 tot 30 cm (rond 2000 kg tot 3000 kg ds/ha) kan de grasgroei 130 kg ds/ha per dag bedragen. Als je dus vroeg maait, dan mis je de dagen van maximale productie.

Per jaar streef je totaal naar 10 tot 12.000 kg/ds per ha. Dat is afhankelijk van de grondsoort.

Slide 14 - Slide

Op hoeveel cm stel je de grasmaaier af?
A
7 a 8 cm
B
9 a 10 cm
C
4 a 5 cm
D
11 a 12 cm

Slide 15 - Quiz

1. Vroeg in het seizoen aan het begin van de stengelvorming bevat het gras ...
2. Tijdens de bloei van het gras bevat het ....
3. Aan het eind van de dag na een zonnige dag bevat het gras....
a. veel suiker
b. veel eiwit
c. veel structuur

Slide 16 - Drag question

In wat voor weide groeien Zuring, Brandnetel en Jacobskruiskruid?
A
slecht grasland
B
goed grasland
C
matig grasland

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Welke klaver kan ik gebruiken voor het weiden van koeien?
A
Witte klaver
B
Paarse klaver
C
Groene klaver
D
Rode klaver

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Hoe heten de drie type onderdelen van gras?
Zet op volgorde:
A
1. Aarpluim, 2. Pluim 3. Aar
B
1.Pluim, 2.Aar, 3. Aarpluim
C
1.Aar, 2.Pluim, 3.Aarpluim
D
1.Aar, 2.Aarpluim 3.Pluim

Slide 21 - Quiz

Wat is de veldperiode?
A
De periode dat het gras groeit
B
De periode dat het gras wordt ingekuild
C
De periode dat het gras gemaaid op het land ligt
D
De periode dat het gras wordt gemaaid

Slide 22 - Quiz

Met welke term kun je terugzien in de kuilanalyse dat je veel zand in de kuil hebt?
A
VEM (Voeder Eenheid Melk)
B
DS (Droge stof)
C
Voederwaarde
D
Ruw As

Slide 23 - Quiz

Welke voedingstof hoort bij de zin: Tijdens de bloei van het gras bevat het ........
A
Veel suiker
B
Veel eiwit
C
Veel stikstof
D
Veel structuur

Slide 24 - Quiz

Hoeveel kg droge stof neemt een koe gemiddeld op in de weide per dag? Ga er van uit dat de koe ongeveer 8 uur buiten loopt.
A
20 kg ds
B
15 kg ds
C
3 kg ds
D
8 kg ds

Slide 25 - Quiz

Welk begrip hoort niet in bemesting thuis?
A
Stikstof
B
Fosfaat
C
Derogatie
D
Ruw eiwit

Slide 26 - Quiz

Hoeveel % droge stof moet gras hebben bij inkuilen?
A
25 tot 35 %
B
35 tot 45 %
C
45 tot 55 %
D
55 tot 65 %

Slide 27 - Quiz

4.3 Beweidingssystemen
  • Goede graslandbenutting en ruwvoervoorziening tegen lage kosten
  • weidepremie (minimaal 120 dagen 6 uur per dag)
  • positief imago voor de sector
 

Slide 28 - Slide

beweidingssystemen
  • Omweiden
  • Standweiden
  • Stripweiden
  • Nieuw Nederlands Weiden (roterend standweiden) 

Slide 29 - Slide

In tweetallen
  1.  Keuze uit: omweiden, standweiden, stripweiden, nieuw nederlands weiden
  2.  Zoek op: wat houdt het beweidingssysteem in
  3.  Benoem 2 voordelen
  4.  Benoem 2 nadelen 
timer
10:00

Slide 30 - Slide

Herhaling grasland 
Wat weten jullie nog?

Slide 31 - Slide

Belang goed grasland

Slide 32 - Slide

Groeipunt

Energie om te groeien
Engels raaigras/It raaigras/Timothee
Mollen/begrazing/emelten/ontwatering/bodemanalyse





Slide 33 - Slide

Klavers 
  1. Stikstofbinding
  2. Verbetering bodemstructuur
  3. Verbetering voedingswaarde
  4. Biodiversiteit
  5. Minder kunstmest

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Fotosynthese ?

Slide 37 - Slide

Waar zit de meeste voederwaarde in bij een grasplant?
A
Stengel
B
Blad
C
Bloem
D
Wortels

Slide 38 - Quiz

Waar of niet waar: Stengels zorgen voor structuur in de kuil, maar niet voor voederwaarde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Het suikergehalte in het gras is afhankelijk van:
A
Bodemtemperatuur, luchtvochtigheid en warmte
B
Jaargetijde, wortelactiviteit en onkruiddruk
C
Aantal zonuren, grassoort en ras

Slide 40 - Quiz

Waar of niet waar: Suikers in de grasplant worden gevormd door fotosythese?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Op hoeveel cm stel je de grasmaaier af?
A
7 a 8 cm
B
9 a 10 cm
C
4 a 5 cm
D
11 a 12 cm

Slide 42 - Quiz

Welke klaver kan ik gebruiken voor het weiden van koeien?
A
Witte klaver
B
Paarse klaver
C
Groene klaver
D
Rode klaver

Slide 43 - Quiz

Wat is de veldperiode?
A
De periode dat het gras groeit
B
De periode dat het gras wordt ingekuild
C
De periode dat het gras gemaaid op het land ligt
D
De periode dat het gras wordt gemaaid

Slide 44 - Quiz

4 beweidingssystemen 
  1. Omweiden
  2. Standweiden
  3. Stripweiden/rantsoenweiden
  4. Nieuw nederlands weiden/roterend standweiden

Slide 45 - Slide

Omweiden

  • +- om de 4 dagen omwisselen
  • perceel afgestemd op aantal koeien, de gewenste hoeveelheid grasopname per koe en de bijvoeding op stal
Voordelen:
het is flexibel toe te passen, inscharen bij juiste opbrengst en kwaliteit. percelen met te lang gras kunnen makkelijk overgeslagen worden
Nadelen:
kost meer werk dan standweiden: de afrastering en watervoorziening moet op elk perceel goed zijn. De voederkwaliteit en grasopname kunnen op de laatste dag van de beweiding in een bepaald perceel teruglopen.
 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Standweiden
  • Is er op gericht het vee in 1 groot perceel te weiden
  • De dieren grazen enkele weken tot enkele maanden op het zelfde perceel
  • Klassiek = 1 perceel
  • Modern =  drie grote blokken
Voordelen:
 minder arbeidsintensief dan omweiden. Minder vaak percelen te maaien en is er meer rust in de koppel, omdat de dieren een vast weideperceel hebben.
Nadelen:
Je moet veel meer bijsturen met het rantsoen op stal. De totale grasopbrengst is lager en het kost vaak wat meer tijd om de koeien op te halen uit de weide.

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Stripweiden/ Rantsoenweiden
  • Dieren krijgen elke dag nieuw vers gras aangeboden
  • Stripweiden alleen het nieuwe stuk vers gras wordt gebruikt. Dus voorkant als achterkant schuift op
  • Rantsoenweiden wordt de weide dagelijks groter gemaakt
  • Stripweiden wordt het perceel bemest als het hele perceel aanbod is geweest
Voordelen:
stripweiden het eerder beweide deel wordt niet nog een keer afgegraasd en belopen. De hergroei van het gras kan direct starten en de opbrengsverliezen zijn dan minimaal.
Nadelen:
Het is arbeidsintensief: elke dag moeten de draden verplaatst worden en er zijn extra voorzieningen nodig voor koeverkeer om het vee in het juiste perceelgedeelte te krijgen. Ook de watervoorziening is lastiger te regelen.

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Nieuw Nederlands Weiden (roterend standweiden)
  • Nieuwe vorm van standweiden, combinatie van standweiden en omweiden
  • Huiskavel wordt opgedeeld in 2 of 3 blokken. elk blok wordt weer opgedeeld in 4 blokken
  • Elk perceel blijven de koeien 1 dag, na 4 dagen gaan ze weer terug naar het eerste perceel van dat blok. in 3 weken doe je dat rondje een keer of 5 en dan ga je naar het volgende blok
Voordelen:
Minder arbeidsintensief dan omweiden, je hoeft minder vaak te maaien en er is meer rust in de koppel. Ook heb je dagelijks aanbod van een gelijke hoeveelheid gras. 
Nadelen:
je hebt een wat lagere grasopbrengst. Om grasoverschotten en grastekorten te voorkomen is een goede afstemming met de hoeveelheid bijvoeding op stal vereist. Dit vraagt extra aandacht en inzicht in de grasgroei

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Welk weidesysteem gebruiken we bij de volgende opmerking? Elke vier dagen krijgen de koeien een nieuw perceel om te weiden.
A
Roterend standweiden (nieuw nederlands weiden)
B
Standweiden
C
Stripweiden
D
omweiden

Slide 54 - Quiz

GGI 

hoofdstuk 11 


Slide 55 - Slide

Poster

Slide 56 - Slide