peul_lesen_grundwortschatz2

1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

video 1: 1 minuut sfeer
https://v637g.app.goo.gl/T77HqkftY7q5Sehv9


video 2 (2'30 lengte): Schlachtensee + Großer Wannsee = vragen kapitein avond
https://v637g.app.goo.gl/MKvcdndRnsmyso688

video 3: ('30 lengte) - beroep 
https://v637g.app.goo.gl/R1Ufc8CyouU5UfpWA

Teil 1:
Wortschatz Training
Grundwortschatz
GW2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1. statt

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

2. allerdings

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

3. die Sozialleistungen
A
sociale prestaties
B
de uitkeringen
C
hiërarchie
D
sociale ladder

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

4. Welk woord past?
Indem die Kosten beschränkt werden, kann ein .... verhindert werden.
A
Begeistert
B
Lage
C
Konkurs
D
Zivildienst

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

5. Die Lage sieht (1) schlimm aus.
A
erg
B
nooit
C
prettig
D
slim

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

6. Wissen ist macht.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

7. Er konnte mit diesem Vorwurf nicht leben.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Teil 2
Fiese Ferien!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Wat is 'Ischgl'? [bladzijde 7]

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

2. Caro en Tobias spelen alle twee voetbal.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

3. De vader van Tobias heeft een nieuwe vriendin. Hoeveel jaar ouder is zij dan Tobias?
A
4
B
6
C
12
D
20

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

4. blz. 33
Wie is Manu?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

5. Reageer op: Bärchen

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

6. Reageer op: Idiotenhügel [blz. 24]

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

7. Tamara eet heel veel dessert [blz. 43. Waar komt Tobias achter?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

8. Wie is Maja? Hoe reageert ze op het nieuws?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

9. Bedenk minstens één vraag over de gelezen pagina's en noteer deze hier.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Teil 3: Leestoets
Bespreken van de antwoorden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1
‘Die Kommunikation … nachlässiger’ (regel 4-7). 

Hoeveel voorbeelden worden daarvan in alinea 2 gegeven?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

1. ‘Die Kommunikation … nachlässiger’ (regel 4-7). Hoeveel voorbeelden worden daarvan in alinea 2 gegeven?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Vraag 2
‘fatale Folgen’ (regel 16). 

Vraag: Van welk fataal gevolg is in alinea 3 sprake?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

2. ‘fatale Folgen’ (regel 16).
Vraag: Van welk fataal gevolg is in alinea 3 sprake?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Vraag 3
„Hierzulande muss … werden sollte.“ (Zeile 34-39) 

Vraag: Was will der Verfasser mit dieser Aussage deutlich machen?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

3. „Hierzulande muss … werden sollte.“ (Zeile 34-39) Vraag: Was will der Verfasser mit dieser Aussage deutlich machen?
A
Auch eine Bewerbung per E-Mail soll sprachlich einwandfrei sein.
B
Bewerbung per E-Mail soll man möglichst meiden.
C
Deutschland geht inzwischen im E-Mail-Gebrauch voran.
D
Ein Personalchef entscheidet nicht mehr allein über eine Bewerbung.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 4
„Woran ... Briefe?“ 
(Zeile 40-42)

Vraag: Was wird dazu im 5. Absatz gesagt?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

4. „Woran ... Briefe?“ (Zeile 40-42)
Vraag: Was wird dazu im 5. Absatz gesagt?
A
Die Verfasser von E-Mails beherrschen die Sprache ungenügend.
B
E-Mails werden häufig unter Zeitdruck geschrieben.
C
Es gibt Leute, für die die lockere Form der E-Mails einen gewissen Reiz hat.
D
Es hat sich inzwischen eine spezielle E-Mail-Sprache entwickelt.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 5
Waarvoor pleit Virgina Shea
(regel 60)?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

5. Waarvoor pleit Virgina Shea
(regel 60)?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Vraag 6
„Dann … ziehen.“ 
(Zeile 73-75) 

Vraag: Wann ist das der Fall?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

6. „Dann … ziehen.“ (Zeile 73-75)
Vraag: Wann ist das der Fall?
A
Wenn durch E-Mails die Privatsphäre verletzt wird.
B
Wenn E-Mails zu viele Schreibfehler enthalten.
C
Wenn Leute aus Wut gegen E-Mail-Absender aggressiv werden.
D
Wenn man in E-Mails Wörter verwendet, die falsch verstanden werden können.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 7
 ‘Gerade das ist das Problem’ (regel 86-87). 

Vraag: Welk probleem wordt hier gesignaleerd

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

7. ‘Gerade das ist das Problem’ (regel 86-87). Vraag: Welk probleem wordt hier gesignaleerd?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

An die Arbeit!
Google Classroom opdracht
+ leren GW
+ Fiese Ferien lezen (als je dat nog niet gedaan hebt)
+ online 45 + 49
Bij vragen chat je in het chatvenster met je docente!

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Signalwörter

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

[…] Johannes es im Winter warm haben will, muss er den Ofen mit Holz anheizen.
A
Obwohl - hoewel (tegenstelling)
B
Wenn - als (voorwaarde)
C
Weil - omdat(argumentatie)

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Und im Winter, […] nachts das Feuer ausgeht, wird es manchmal kalt.
A
damit - daarmee (argumentatie)
B
während - tijdens (tijd of tegenstelling)
C
wenn - als (voorwaarde)

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Mein Leben ist […] altmodisch, aber auch aufregend
A
auch - ook (uitbreiding)
B
zum Beispiel - bijvoorbeeld(voorbeeld)
C
zwar - weliswaar (beperking)

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Für mich und meine Familie ist das leben hier […] auch hart.
A
aber - maar (tegenstelling)
B
weil - omdat (argumentatie)
C
denn - want(argumentatie)

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Meinem Bruder […] gefällt das einfache Leben nicht immer.
A
dagegen - daarentegen(tegenstelling)
B
nämlich - namelijk(argumentatie)
C
zum Beispiel - bijvoorbeeld(voorbeeld)

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Ab hier geht es […] noch zu Fuß weiter.
A
darum - daarom(argumentatie)
B
nur - alleen (beperking)
C
übrigens - overigens (uitbreiding)

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Im Sommer fahre ich manchmal mit dem rad hinunter, auf dem Rückweg muss ich […] richtig treten.
A
dann - dan (opsomming)
B
nämlich - namelijk (argumentatie)
C
während - tijdens (tijd of tegenstelling)

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Hinter dem Hof hat mein Vater uns einen kleinen Badesee angelegt, ich brauche […] kein Freibad.
A
also - dus (conclusie)
B
leider - helaas (beperking)
C
sogar - zelfs (benadrukking)

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions