12.1.2.3.4 vragen

Bij echografie wordt de elektromagnetische straling gereflecteerd door het oppervlak tussen verschillende weefsels.
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bij echografie wordt de elektromagnetische straling gereflecteerd door het oppervlak tussen verschillende weefsels.
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 1 - Quiz

Echografie gebruikt geluid!
Deze reflecteert op de grensvlakken van weefsels met verschillende golfsnelheid

Slide 2 - Slide

Hoe hoger de frequentie van de echografie hoe meer detail je kan zien op de foto
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 3 - Quiz

De golfsnelheid is afhankelijk van .... en ..... .

Slide 4 - Open question

Waarom is er bij het maken van een MRI een groot magnetisch veld nodig?

Slide 5 - Open question

Waarom is er een magnetisch gradient bij een MRI?

Slide 6 - Open question

Een spoel zendt elektromagnetische straling naar de patient, waarin wordt deze straling omgezet?

Slide 7 - Open question

Rontgenstraling is gevaarlijker dan UV en gammastraling
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet

Slide 8 - Quiz

Wat is de halveringsdikte?

Slide 9 - Open question

Hoe bereken je het percentage EM-straling die wordt tegen gehouden?

Slide 10 - Open question

Hoe kan je de halverringsdikte bepalen van een materiaal?

Slide 11 - Open question

Wat is het verschil in het productieproces tussen een rontgenfoto en een CT-scan?

Slide 12 - Open question

Bepaalt het massagetal of het atoomnummer welke chemische eigenschappen een atoom heeft?

Slide 13 - Open question

Bepaalt het massagetal of het atoomnummer welke chemische eigenschappen een atoom heeft?
A
massagetal
B
atoomnummer
C
geen van beide
D
allebei samen

Slide 14 - Quiz

Bepaalt het massagetal of het atoomnummer of een atoom radioactief is?
A
massagetal
B
atoomnummer
C
geen van beide
D
allebei samen

Slide 15 - Quiz

Hoe bereken je het massagetal?

Slide 16 - Open question

Omschrijf het woord radioactief.

Slide 17 - Open question

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein de dracht.
A
alfa, beta, gamma (50 keV), gamma (2MeV)
B
beta, alfa, gamma (50 keV), gamma (2MeV)
C
alfa, beta, gamma (2MeV), gamma (50 keV),
D
gamma (2MeV), gamma (50 keV), beta, alfa

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurd er bij een annihilatie?

Slide 19 - Open question

Beschrijf de kernreactie van een Boor-12 (B12)

Slide 20 - Open question

Boor12
  1. in 98,4% van de gevallen, dus binas geeft vereenvoudiging van de werkelijkheid, want 1,6% van de atomen vervalt middels een beta en alfa.
  2. vb snel opzoeken middels massagetal in tabel 25A. (vraag uitleg aan mij)
  3. Materiaal bekend, dan ook materiaaleigenschappen!

Slide 21 - Slide

Als in 8 uur tijd er nog maar 5,8% van de oorspronkelijke stof over is, dan is de haveringstijd .....
A
2 uur
B
minder dan 2 uur
C
meer dan 2 uur
D
minder dan 8 uur

Slide 22 - Quiz

Hoe kan je in een (N,t)-diagram de activiteit bepalen op een bepaald tijdstip?

Slide 23 - Open question

Hoe kan je in een (N,t)-diagram het aantal vervallen atomen bepalen?

Slide 24 - Open question

Geef de eenheid van activiteit in SI-eenheden.

Slide 25 - Open question

Welke formule geeft de relatie tussen activiteit, aantal deeltjes en de halveringstijd?

Slide 26 - Open question

En nu iets moeilijker
Er zijn veel patienten die krijgen radioactiviteit binnen voor een onderzoek, maar zij gaan toch gewoon weer naar huis. Zijn deze patienten dan een wandelende radioactieve bron? 
zie volgende dia voor het antwoord ;)

Slide 27 - Slide

Een radioactieve tracer (Tc99m, N=1*10⁹) wordt door de nieren uitgescheiden. Dit gaat met 9% per uur. Hoeveel activiteit is dan nog in het lichaam aanwezig na 1 dag?

Slide 28 - Open question

Tc99m en nieren
Van N0 wordt door de nieren een deel uitgescheiden:
N1=N0*(o,91)^(24/1)=N0*0,10399=1*10^8 atomen in het lichaam
Deze N1 is vanaf inname al aan het vervallen:
N2/N1=(1/2)^(t/Thalf) =(1/2)^(24/6)=1/16 ==> N2=(1/16)*1*10^8=
= 0,625*10^7 atomen die nog niet vervallen zijn.
Dus: A=(ln2/(Thalf))*N2=(ln2/(6*3600))*0,625*10^7= 2010Bq= =2*10^2 Bq

Slide 29 - Slide

Kan je partner veilig naast je slapen diezelfde nacht?
A
Ja
B
nee
C
misschien wel
D
Wie ziet een probleem?

Slide 30 - Quiz

Is rioolwater radioactief?

Slide 31 - Open question