M2 mercredi le 9 décembre

Bonjour! 

Aujourd'hui;
* overzicht stof TW2

*herhaling bezit vnw
* uitleg/oefenen aanwijzend vnw

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour! 

Aujourd'hui;
* overzicht stof TW2

*herhaling bezit vnw
* uitleg/oefenen aanwijzend vnw

Slide 1 - Slide

PWW2
  1. Regelmatige ww -ER
  2. Ontkenning
  3. Vragen maken
  4. Bijvoeglijk nw.
  5. Bezittelijk vnw.
  6. Aanwijzend vnw.

Slide 2 - Slide

Weet je nog..?
Bezittelijk vnw ; mijn, jouw,zijn/haar, onze,jullie, uw, hun

Slide 3 - Slide

Mijn= mon, ma, mes 
mon= mannelijk
ma = vrouwelijk
mes=meevoud

Jouw= ton,ta,tes
ton=mannelijk
ta=vrouwelijk
tes= meervoud
zijn/haar= son,sa,ses
son=mannelijk
sa=vrouwelijk
ses=meervoud

onze= notre,notre,nos
notre=mannelijk en vrouwelijk
nos=meervoud

Slide 4 - Slide

jullie,uw= votre,votre,vos
votre=mannelijk en vrouwelijk
vos=meervoud

Hun=leur, leurs
leur=mannelijk en vrouwelijk
leurs= meervoud
Let op bij klinkerbotsing bij vrouwelijke woorden met klinker/of h;
 ma amie= lastig uitspreken! 
m'amie kan niet=omaatje :)
 dus; mon amie
(gewoon de mannelijke vorm nemen) 

Slide 5 - Slide

(jouw) Qui est ....acteur favori?
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 6 - Quiz

(mijn) .... amis sont en vacances.
A
mon
B
mes
C
ma

Slide 7 - Quiz

(uw) .....élèves sont sympas?
A
votre
B
vos

Slide 8 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
  • Wat is dat ook alweer?
  • deze/die en dit/dat
  • Ipv lidwoord, dichtbij of veraf
  • Lastig in het Nederlands, maar niet zo moeilijk in het Frans 

-> Na deze les kan je een aanw. vnw. herkennen en gebruiken
in het Frans!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Noteer in je schrift

Slide 11 - Slide

ce en cet
Deze twee woorden zijn
A
mannelijk
B
mannelijk en vrouwelijk
C
mannelijk e.v. en mannelijk m.v

Slide 12 - Quiz

ces
Dit woord is altijd
A
vrouwelijk e.v
B
mannelijk e.v.
C
meervoud m/v
D
vrouwelijk mv.

Slide 13 - Quiz

1. ...... prof est nouveau.
(deze leraar)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 14 - Quiz

2. .... fille est italienne.
(dit meisje)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 15 - Quiz

3. J'habite à côté de ..... magasin.
(deze winkel)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 16 - Quiz

4. Combien coûtent ..... oranges?
(die sinaasappels)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 17 - Quiz

5. Tu comprends ...... explication (v)?
(deze uitleg)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 18 - Quiz

Tu veux achter un nouveau stylo?

Kies het juiste antwoord
A
J’ aime cette stylo.
B
J’ aime cet stylo.
C
J’ aime ces stylo.
D
J’ aime ce stylo.

Slide 19 - Quiz

VRAI OU FAUX
Er zijn twee aanwijzende vnw mogelijk voor mannelijk enkelvoud woorden.
A
VRAI
B
FAUX

Slide 20 - Quiz

VRAI OU FAUX
Met een woord in het meervoud, moet je ook weten of het woord vrouwelijk of mannelijk is.
A
VRAI
B
FAUX

Slide 21 - Quiz

Zijn er nog vragen?
???

Au travail: opdracht 30 tm 32 Bron H (blz.109/110 WB)
Leren voca chapitre 3

Slide 22 - Slide