Hoofdstuk 3, les 4: 3.2 (herhaling) en 3.3 deel 1

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld, deel 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld, deel 1

Slide 1 - Slide

Reminder afspraken
- jas in je kluis
- mobiel in de telefoontas
- naar je plaats
- op tafel: chromebook, boek en schrift
- huiswerk of spullen niet in orde: verplicht vakflex wo. 10e uur


Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Herhaling 3.2 Waarvoor zou je sparen?
- 3.3 Zou je wel lenen? Deel 1

Slide 3 - Slide

Herhaling 3.2 Waarvoor zou je sparen?
Je kunt nu
- Drie spaarmotieven noemen en voorbeelden geven
- Vaste en variabele rente koppelen aan type spaarrekening
- Rekenen met enkelvoudige rente over maanden en jaren 
- Rekenen met samengestelde rente m.b.v. de groeifactor
- De koopkracht van je spaargeld beoordelen door inflatie en rente te analyseren

Slide 4 - Slide

Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente
Sparen voor een doel
Je spaart omdat je denkt dat je tablet binnenkort kapot gaat
Je spaart omdat je na je examen met je vrienden op vakantie wilt
Je zet geld op een spaarrekening om er inkomsten aan over te houden

Slide 5 - Drag question

Welke stelling is juist?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Als je je geld op een spaardeposito zet, krijg je vaak hogere rente
B
Als je je geld direct wilt kunnen opnemen of storten, zet je je geld op een gewone spaarrekening
C
Als je je geld op een gewone spaarrekening zet en wilt het direct opnemen, kun je een boete krijgen
D
De rente op een gewone spaarrekening staat vast

Slide 6 - Quiz

Eigenschappen spaarrekening en spaardeposito
Spaarrekening
Spaardeposito
spaargeld
vrij opneembaar
staat vast (boete bij eerder opnemen)
rente
variabel
vast
rentepercentage
lager dan bij deposito
hoger dan bij spaarrekening

Slide 7 - Slide

Enkelvoudige rente
Rente wordt niet bij je spaarbedrag opgeteld!
Dus de berekening:

Na 1 jaar: rente % : 100 x spaarbedrag
Na 2 jaar: rente % : 100 x spaarbedrag x 2
Na 1 maand: rente % : 100 x spaarbedrag : 12

Slide 8 - Slide

Je hebt €2.560 euro op een gewone spaarrekening staan. De bank geeft 0,35% enkelvoudige rente.
Bereken de rente over 2 jaar.

Slide 9 - Open question

Je hebt €3.600 euro op een spaardeposito staan. De bank geeft 1,26% enkelvoudige rente.
Bereken de rente na 9 maanden

Slide 10 - Open question

Samengestelde rente
Na ieder jaar wordt de rente bij je spaarbedrag bijgeschreven. Stappen berekening (blz. 76 onderaan):

1.  Rente als decimaal getal =  rente% : 100
2. Groeifactor = 1 + rente als decimaal getal
3. Spaartegoed = beginbedrag x groeifactor^aantal jaar
4. Rentebedrag = spaartegoed - beginbedrag

Slide 11 - Slide

€ 4.000,- met 1,2 % rente
Bereken de samengestelde rente na 4 jaar

Slide 12 - Open question

Als de rente hoger is dan de inflatie dan .... mijn koopkracht
A
Daalt
B
Stijgt
C
Gebeurt er niets met

Slide 13 - Quiz

Koopkracht van je spaargeld
Wat gebeurt er met je koopkracht?
Spaarrente ->
Spaartegoed groeit 
positieve invloed
Inflatie ->
Prijzen stijgen
negatieve invloed
Spaarrente = 
hoger dan inflatie
stijgt
Inflatie = 
hoger dan spaarrente
daalt

Slide 14 - Slide

Opdracht
- Kijk je huiswerk na via de antwoorden op de Classroom. 
- Verbeter je fouten met een andere kleur pen
- Vragen? Overleg zacht met elkaar, of steek je hand op
timer
10:00

Slide 15 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld
Leerdoelen:

Aan het einde van dit onderdeel kun je

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen
- De kosten van een lening berekenen
- Voorbeelden van consumptieve kredieten geven

Slide 16 - Slide

Waarvoor zou jij geld lenen?

Slide 17 - Mind map

Redenen om te lenen
Leenmotieven: Redenen om te lenen

- Tijdelijk geldtekort dat je moet opvangen 
                                                            (bijvoorbeeld rood staan op je bankrekening)
- Iets duurs nu kopen zonder ervoor te hoeven sparen
- Onverwacht geld nodig en niets gespaard
- Lenen voor een woning --> hypothecaire lening/hypotheek
                                                            (vaak in 30 jaar aflossen)

Slide 18 - Slide

timer
5:00
Zoekopdrachtje: kun je een lening afsluiten op internet? Wat kun je vinden?

Slide 19 - Mind map

Welke consumptieve kredieten zijn er? -> volgende les

  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Salariskrediet

  • Koop op afbetaling

Slide 20 - Slide

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Abdul wil niet sparen voor een zeilboot, daarom leent hij nu.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 21 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Rian heeft te veel uitgegeven en staat rood op haar betaalrekening. Volgende week krijgt ze weer salaris.
A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 22 - Quiz

Samen oefenen: Opgave 2 blz 78
Welk leenmotief is het?

Bij de familie Braafheid gaan in één week tijd de wasmachine en de tv kapot. Er is niet genoeg spaargeld voor allebei.

A
Tijdelijk geldtekort
B
Iets duurs nu kopen
C
Onverwacht geld nodig
D
Hypothecaire lening

Slide 23 - Quiz

Geld lenen kost geld!
Krediet: Het bedrag dat je leent
                    ---> terugbetalen van krediet = aflossen
                    ---> rente betalen 
Rente en aflossing per maand (maandtermijn)

Looptijd = aantal maanden waarin je de lening terugbetaalt.

Kredietkosten: alle kosten die je meer terugbetaalt dan je geleend hebt.

Slide 24 - Slide

Rekenen: Kredietkosten
Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet 

Els leent €5.000 euro en betaalt lening in 60 maandtermijnen van €98 terug. 

Els betaalt in totaal: 60 x 98 = 5.880
Els heeft geleend:                        5.000 - 
De kredietkosten zijn:                     880


Slide 25 - Slide

Samen oefenen: Opgave 5a blz 79

Anniek en Johan willen een tweedehands camper kopen. Ze lenen €15.000 met een looptijd van drie jaar. Wat betalen ze in totaal terug?

Slide 26 - Open question

Samen oefenen: Opgave 5b blz 79

Bereken de kredietkosten van deze lening.

Slide 27 - Open question

Huiswerk
Schrijf op in je planner voor vrijdag 16 dec. 6e-7e uur:

Paragraaf 3.3: 
lezen theorie blz. 78 t/m 80 en maken vraag 1 t/m 8 

Slide 28 - Slide

Afsluiting
Je kunt nu

- Benoemen welke redenen je kunt hebben om te lenen
- De kosten van een lening berekenen
- Voorbeelden van consumptieve kredieten geven


Slide 29 - Slide