oefenen voor rep over hoofdstuk 2

oefenen voor rep over hoofdstuk 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

oefenen voor rep over hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Wat is de armste klasse in de klassenmaatschappij?
A
De ondernemersklasse
B
De derde stand
C
De arbeidersklasse
D
De middenklasse

Slide 2 - Quiz

Wat was het verschil tussen de standensamenleving en de klassenmaatschappij?
A
In de standensamenleving kon je opklimmen
B
In de standensamenleving waren de fabriekanten de baas
C
In de klassenmaatschappij kon je opklimmen
D
In de klassensamenleving was de adel de baas

Slide 3 - Quiz

Een revolutie is...
A
Wanneer mensen in opstand komen.
B
Grote en snelle verandering. Vaak met veel geweld.
C
Wanneer je niet tevreden bent met de koning.
D
Alle antwoorden zijn JUIST.

Slide 4 - Quiz

Karl Marx was een...
A
Arbeider
B
Proletariaat
C
Keizer
D
Filosoof

Slide 5 - Quiz

Wat waren de ideeën van Karl Marx? Twee antwoorden zijn juist.
A
De staat moet gelijkheid introduceren
B
Vijf jaren plannen leiden tot een sterke economie
C
De arbeiders nemen de macht over
D
Er bestaat alleen gemeenschappelijk bezit

Slide 6 - Quiz

Karl Marx was tegen een revolutie
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Na ruim 300 jaar zijn de Romanov's niet langer aan de macht in Rusland. Dit is een ... verandering.
A
Culturele
B
Sociale
C
Economische
D
Politieke

Slide 8 - Quiz

De Russische Revolutie werd geleid door …..
A
Vladimir Lenin
B
Nicolaas II Romanov
C
Jozef Stalin
D
Leon Trotsky

Slide 9 - Quiz

Wat was het doel van de Russische Revolutie?
A
Het vestigen van een democratische republiek in Rusland.
B
Het herstellen van de monarchie in Rusland.
C
Het versterken van de invloed van de kerk in Rusland.
D
Het omverwerpen van het tsaristische regime en de oprichting van een communistische staat.

Slide 10 - Quiz


Wie was er aan de macht voor de Russische Revolutie?
A
Lenin
B
Tsaar Nicolas II
C
Raspoetin
D
De Voorlopige Regering

Slide 11 - Quiz

Wanneer begon de Russische Revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 12 - Quiz

Wat was de Russische Revolutie?
A
Een militaire coup in Rusland in 1914.
B
Een politieke omwenteling in Rusland in 1917.
C
Een economische crisis in Rusland in 1905.
D
Een religieuze beweging in Rusland in 1920.

Slide 13 - Quiz

Wat is een oorzaak voor de Februarirevolutie?
A
De ongelijke/oneerlijke leefomstandigheden voor de 3e stand
B
De standenmaatschappij
C
Het leven in de steden
D
Het leven in de mir

Slide 14 - Quiz

Welke 2 fasen waren er in de Russische Revolutie van 1917?
A
januari + oktober revolutie
B
februari + oktober revolutie
C
februari + december revolutie
D
mei + december revolutie

Slide 15 - Quiz

Waarom was de oktober revolutie eerder een staatsgreep dan een revolutie?
A
De communisten hadden niet de meerderheid van het volk achter zich. Ze grepen alleen de macht door de overheid gevangen te nemen.
B
De communisten maakte geen grote veranderingen. Een revolutie is namelijk een grote verandering die in een relatief korte tijd plaats vind.
C
De veranderingen die er kwamen gingen heel geleidelijk en langzaam, het was dus een evolutie ipv. een revolutie.
D
Er werd veel geweld gebruikt een revoluties zijn juist altijd vreedzaam.

Slide 16 - Quiz

Tot wanneer duurde de Russische Burgeroorlog die door het Rode Leger werd gewonnen?
A
1921
B
1922
C
1923
D
1924

Slide 17 - Quiz

Wat is een vijfjarenplan?
A
De regering gaat in 5 jaar een planeconomie starten.
B
In 5 jaar gaan ze het land opnieuw organiseren
C
De regering bepaald wat er in de komende 5 jaar wordt geproduceerd.
D
Ze gaan een 5 jaren planning maken om het land beter te maken

Slide 18 - Quiz

Planeconomie is
A
Kapitalistisch
B
Communistisch

Slide 19 - Quiz

Wat is een planeconomie?
A
De overheid bepaalt wat bedrijven produceren
B
Bedrijven bepalen zelf wat er geproduceerd wordt
C
Hulpmiddelen die je nodig hebt om te produceren
D
Een planeconomie heeft nooit bestaan

Slide 20 - Quiz

'Een kolchoz is een collectieve staatsboerderij'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Wat is censuur?
A
Een manier om mensen te overtuigen.
B
Het recht om informatie te verspreiden via media.
C
Het verbod om bepaalde informatie of meningen te verspreiden.
D
Een soort krant.

Slide 22 - Quiz

Wat was het motto tijdens de roaring twenties
A
Pay now, live later
B
The money will come
C
The money will flow
D
Live now, pay later

Slide 23 - Quiz

Wat waren negatieve gevolgen van de Roaring Twenties?
A
Racisme, toenemende criminaliteit en groei economische kloof.
B
Lokale onrust, ophoping afval en armoede.
C
Racisme, ophoping afval en toenemende criminaliteit.
D
Armoede, lokale onrust en racisme.

Slide 24 - Quiz

De Beurskrach was in...
A
1917
B
1919
C
1929
D
1939

Slide 25 - Quiz

Wat is de Beurskrach?
A
Een zware beurscrisis in 1929
B
Een economische bloeiperiode in de jaren '20
C
Een militaire confrontatie in de jaren '40
D
Een politiek schandaal in de jaren '30

Slide 26 - Quiz

Wat is er nieuw aan de New Deal?
A
Amerika werd socialistisch
B
De Amerikaanse overheid ging experimenteren
C
Amerika werd fascistisch
D
De Amerikaanse overheid ging zich met de economie bemoeien

Slide 27 - Quiz

Wat is de New Deal?
A
Een pokerspel
B
Een verkoopplaats voor nieuwe auto's
C
Een pakket maatregelen om grote depressie tegen te gaan
D
Een verkoopovereenkomst

Slide 28 - Quiz