M2 Delend Lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

M2B jeudi 

Chapitre 6

Bron H 

Grammaire

Delend lidwoord

Het delend lidwoord

Na deze les kan je het delend lidwoord in het Frans 

herkennen en gebruiken en

weet je of je hem wel of niet moet vertalen

in het Nederlands....

Het delend lidwoord

bestaat niet in het Nederlands.

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Wanneer?

Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord.

Vormen van het delend lidwoord

Voor een mannelijk woord                 =du  

Voor een vrouwelijk woord                 =de la

Voor een klinker / stomme h             = de l'

Voor een woord in het meervoud   =des

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in

de / d' in  2 gevallen, namelijk

1. Na een ontkenning: 

2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft

 EXEMPLES

Je bois de l'eau                                   Je ne bois pas d'eau

Elle mange de la viande                  Elle ne mange pas de viande

Je voudrais des tomates               Je voudrais deux kilos de  tomates.

Sophie achète du fromage          Sophie achète beaucoup de fromage                   

Ook woorden als: beaucoup (veel) peu (weinig) combien (hoeveel) zijn "hoeveelheidswoorden" !!!

Zij jullie er klaar voor?

Log in het de code en doe mee met de quiz!!!

Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.

1. juist
2. onjuist

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.

1. Juist
2. Onjuist

Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen (le, la, les, ...)?

1. ja
2. neen

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.

1. Juist
2. Onjuist

Welke vorm van het delend lidwoord is voor in het meervoud.

1. du
2. d'
3. de la
4. des

Je prends ..... poisson (m).

1. de la
2. du
3. de l'
4. des

Elle mange ..... salade (v).

1. de la
2. du
3. de l'
4. des

Je ne prends pas.......fromage.

1. de
2. du

Je ne bois pas ..... coca.

1. du
2. des
3. de la
4. de

Deux kilos ....... pommes.

1. des
2. de la
3. de
4. du

Léa achète beaucoup........pain .

1. de
2. des

Laatste vraag:
Ik vond de les van vandaag:

1. Heel leuk & leerzaam!
2. Saai, maar wel leerzaam
3. Ik wist alles al......
4. Ik snap er nog niks van!