§3.2 Waarvoor zou je sparen?

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 9 t/m 13 vanaf blz 72

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Maak opdracht 9 t/m 13 vanaf blz 72

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 1 - Slide

Startvraag
Waarom zou je sparen?
  • Geld gebruiken voor noodgeval
  • Sparen voor een auto, vakantie, kleding

Slide 2 - Slide

§3.2 Waarvoor zou je sparen?

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • Uitleggen welke spaarmotieven er zijn
  • Uitleggen wat voor spaarrekeningen er zijn
  • enkelvoudige rente (interest) uitrekenen

Slide 4 - Slide

Aantekeningen
Pak je schrift voor je en je pen.
Op een lege bladzijde schrijf je er boven §3.2 "Waarvoor zou je sparen?"

Schrijf zo duidelijk mogelijk 

Je gebruikt de aantekeningen voor het maken van je opdrachten

Slide 5 - Slide

3 spaarmotieven
Een spaarmotief is een reden waarvoor je spaart
  1. Sparen voor een doel (auto, rijbewijs, vakantie, jas)
  2. Sparen uit voorzorg (voor het geval je opeens geld nodig hebt)
  3. Sparen voor rente (rente is de beloning voor het uitlenen van geld)

Slide 6 - Slide

Sparen voor rente
2 soorten spaarrekeningen:
  1. gewone spaarrekening (rentepercentage = 1,5%, dit kan veranderen en daarom noemen we dit een variabel rentepercentage)
  2. Spaardeposito (rentepercentage = hoger dan 1,5%, dit staat vast voor zolang je hebt afgesproken) Je zet je geld vast voor een langere tijd.


Slide 7 - Slide

Rentebedrag uitrekenen
Voorbeeld: (enkelvoudige rente)
Melisa zet €1.800 op haar spaarrekening. Bij de ABN Amro ontvangt zij 1,5% rente.
  • Bereken hoeveel rente Melisa ontvangt na 1 jaar, na 5 maanden en na 4 jaar.
  • Formule: 
  • Rentebedrag = % : 100 x spaarbedrag
  • 1 jaar:         1,5 : 100 x 1.800 = €27,-
  • 5 maanden:        €27 : 12 x 5 = €11,25
  • 4 jaar:      €27 x 4 = €108,-

Slide 8 - Slide

Samen oefenen
Jan zet €3.500 op zijn spaarrekening bij de Rabobank. Hij ontvangt daar 1,8% rente per jaar. 

Bereken hoeveel rente hij per jaar ontvangt, na 7 maanden en na 7 jaar.
  • 1 jaar = 1,8 : 100 x 3.500 = €63
  • 7 maanden = €63 : 12 x 7 = 36,75
  • 7 jaar = €63 x 7 = €441,-




Slide 9 - Slide

Opdracht
Wat: maak opdracht 2 t/m 6 op blz. 74
Hoe: lees de leer tekst als je moeite hebt met een vraag!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
7 t/m 9  op blz. 75


timer
15:00

Slide 10 - Slide

Huiswerk tijd
  • 7 t/m 9 op blz. 75



timer
15:00

Slide 11 - Slide