A3F 22 september 2023

A3F, le 22 septembre
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

A3F, le 22 septembre

Slide 1 - Slide

Planning 22/9:
- HW nakijken: ex. 18
- Apprendre 4 + 6 (hardop nazeggen)
- Uitleg passé composé (n.a.v. ex. 8B)
- maken 16A: 1,2,3 + 16B

HW: herhalen passé composé + imparfait (zie grammatica-overzicht) + herhalen Appr. 1 tm 4

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
- je controleert of je de juiste Franse termen hebt gebruikt
- Je herhaalt de theorie over de passé composé en past deze toe
- je oefent de uitspraak

Slide 3 - Slide

Les devoirs: ex. 18

Slide 4 - Slide

Apprendre 4 + 6 

Slide 5 - Slide

Passé composé: V.T.T.
Wanneer gebruik je deze tijd? 
Om te vertellen over acties in het verleden. Vaak staat er een tijdsaanduiding bij - je weet dan precies op welk moment er iets is gebeurd. 

"Hier, j'ai mangé une pizza"    =       Gisteren heb ik een pizza gegeten

Je gebruikt dus 2 werkwoordsvormen: een hulpwerkwoord (avoir of être) en een voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Let op!
Meestal gebruik je het hulpwerkwoord AVOIR (hebben) maar soms gebruik je ÊTRE (zijn). Daar kom ik later nog op terug. 

 

Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoord
Je gebruikt het rijtje van avoir (hebben) als hulpwerkwoord in de passé composé. Herhaal dit even!

Hierna gaan we oefenen........

Slide 8 - Slide

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.

Tu ... habité à Bordeaux.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 9 - Quiz

Dani et Jesper ... joué au foot.
A
ont
B
a
C
avez
D
ai

Slide 10 - Quiz

Elle ... terminé ses devoirs.
A
as
B
avons
C
ai
D
a

Slide 11 - Quiz

Nous ....... fini le travail
A
ont
B
as
C
avons
D
avez

Slide 12 - Quiz

Vous ...... vendu la maison?
A
ont
B
ai
C
avons
D
avez

Slide 13 - Quiz

Dus: wanneer gebruik je de p.c.?
Om te vertellen over acties in het verleden. Vaak staat er dus een tijdsaanduiding bij - je weet dan precies op welk moment er iets is gebeurd. 

Nu volgt de uitleg van de P.C. met het hulpwerkwoord être.

Slide 14 - Slide

Hulpww avoir of être
In de meeste gevallen gebruik je dus het hulpwerkwoord AVOIR om de passé composé te maken. (NL --> ik heb gezongen, we hebben nagedacht)

Je gebruikt het hulpwerkwoord ÊTRE  bij werkwoorden die in het 'être-huis' staan 

Slide 15 - Slide

Passé composé être 
Je           suis              allé (e)             ik ben gegaan
Tu           es                  allé (e)
Il              est                allé
Elle         est                allée
nous       sommes   allé(e)s
vous        êtes            allé(e)s
Ils             sont            allés 
Elles        sont            allées

Slide 16 - Slide

ÊTRE-HUIS
Bij deze werkwoorden
gebruik je in de p.c. het
hulpwerkwoord être en 
niet avoir. Je noemt het ook
wel "werkwoorden van 
beweging". 

Slide 17 - Slide

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)

Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 18 - Slide

ATTENTION!
Voor de toets (tzt) moeten jullie de voltooid deelwoorden van 
3 onregelmatige werkwoorden kennen:

Avoir (hebben) = j'ai eu (ik heb gehad)
Être (zijn) = j'ai été (ik ben geweest)
Faire (doen/maken) = j'ai fait (ik heb gedaan/gemaakt)

Slide 19 - Slide

À faire: ex. 16A: 1,2,3 + 16B



HW: herhalen passé composé + herhalen Appr. 1 tm 4

Slide 20 - Slide

Bon WE!

Slide 21 - Slide