Les 2: Waarom zijn er zoveel verschillende mensen in Nederland?

· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen vier redenen bedenken waarom buitenlanders naar Nederland toe migreren. (onthouden)

· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen één voorbeeld noemen van iemand uit hun omgeving die geïmmigreerd is naar Nederland en waarom zij hiernaartoe zijn gekomen. (toepassen)
· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen een oordeel vellen door een voor- of tegenargument te geven voor de stelling; ‘heeft iedereen het recht om te wonen en werken waar hij of zij wilt?’. (evalueren)

1 / 15
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen vier redenen bedenken waarom buitenlanders naar Nederland toe migreren. (onthouden)

· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen één voorbeeld noemen van iemand uit hun omgeving die geïmmigreerd is naar Nederland en waarom zij hiernaartoe zijn gekomen. (toepassen)
· Aan het einde van de les kunnen de leerlingen een oordeel vellen door een voor- of tegenargument te geven voor de stelling; ‘heeft iedereen het recht om te wonen en werken waar hij of zij wilt?’. (evalueren)

Slide 1 - Slide

Verschillende culturen
  • Dominant cultuur
  • Subculturen
- Etnische subcultuur
- Religieuze subcultuur

Slide 2 - Slide

Verschillende culturen
  • De dominante cultuur;  Waarden, normen en gewoontes van de meeste mensen in een land.  Bijv: 'de Nederlandse cultuur'

  • Subculturen; De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving. Bijv: Skaters, Gothics, gabbers
 -> Etnische subcultuur. Bijv. Surinaamse, Turkse, Chinese cultuur.
-> Religieuze subcultuur. Bijv. Islamitische, Joodse, Christelijke cultuur 

Slide 3 - Slide

Je land verlaten is lastig. Je laat familie en vrienden achter en moet je aanpassen aan een andere cultuur. 
In dit hoofdstuk kijken we naar vier redenen waarom mensen naar een ander land verhuizen:
  • Op zoek naar werk.
  • Op de vlucht.
  • Uit de koloniën.
  • Samen met je gezin.

Slide 4 - Slide

Werk
In de jaren 60 kwamen veel gastarbeiders uit Spanje, Italië, Turkije en Marokko.
Tegenwoordig komen de meeste nieuwe werknemers uit andere EU-landen.

Slide 5 - Slide

blob:https://start-player.npo.nl/7a49775d-ec86-4ad6-9606-eadb0b37c4f3

Slide 6 - Slide

Op de vlucht

Asiel -> Toestemming om hier te mogen blijven.

Asielzoekers worden bij aankomst opgevangen in een asielzoekerscentrum (azc).
Alleen als asielzoekers in hun eigen land ernstig gevaar lopen krijgen ze hier een verblijfsvergunning. Bijvoorbeeld door een oorlog. De laatste jaren komen veel asielzoekers uit Syrië, Iran en Irak.

Slide 7 - Slide

Uit de koloniën

Koloniën -> Gebieden die werden veroverd en gebruikt werden om heel veel winst te maken.

Sommige immigranten komen uit één van de voormalige koloniën van Nederland:
  • Suriname (onafhankelijkheid in 1975).
  • Indonesië (onafhankelijkheid in 1949): Indische Nederlanders en Molukkers.
  • De Nederlandse Antillen.

Slide 8 - Slide

Waar komen de meeste immigranten in Nederland vandaan?
A
Suriname
B
Marokko
C
Duitsland
D
Turkije

Slide 9 - Quiz

Immigranten uit Afghanistan zijn...
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied

Slide 10 - Quiz

Immigranten uit Spanje zijn...
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied

Slide 11 - Quiz

Welke soort immigranten kennen we in Nederland?
A
Gastarbeiders
B
Vluchtelingen
C
Europeanen
D
Kolonie migranten

Slide 12 - Quiz

Samen met je gezin
Wanneer je trouwt of een gezin hebt, kun je je partner en gezin naar Nederland laten komen.

Gezinsvorming -> Je laat je partner uit een ander land overkomen om hier te trouwen.
Gezinshereniging ->   Je laat je gezin uit een ander land overkomen om weer samen te kunnen wonen.

 

Slide 13 - Slide

Inburgeren
De meeste nieuwkomers die in Nederland willen blijven, moeten eerst slagen voor een inburgeringstest, waaruit blijkt of je goed genoeg Nederlands spreekt en kennis hebt van de Nederlandse maatschappij.

Slide 14 - Slide

Geef een voor- en een tegenargument voor de stelling:

‘heeft iedereen het recht om te wonen en werken waar hij of zij wilt?’.

Slide 15 - Open question