This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 2: Burgers en stoommachines
Slide 1 - Slide
In dit hoofdstuk:
H.2 § 1. Industrie en samenleving
H.2 § 3 Parlementairstelsel
We leren in dit hoofdstuk over de:
Industriële Revolutie en opkomst van emancipatiebewegingen.
Ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed
Slide 2 - Slide
H.2 §1
=
Lesdoel:
Industriële Revolutie
Ik kan uitleggen hoe en waardoor de productie toenam
Ik kan benoemen wat er in de samenleving veranderde
Ik kan uitleggen hoe de verhoudingen veranderde tussen werknemers en werkgevers.
Slide 3 - Slide
Industriële Revolutie
Slide 4 - Mind map
Ik kan uitleggen hoe en waardoor de productie toenam
Meer productie
De stoommachine was een nieuwe uitvinding waardoor de industrie (= de productie in fabrieken) is ontstaan.
Vanaf 1800 vervingen machines veel handarbeid. Dit wordt de Industriële Revolutie genoemd.
Slide 5 - Slide
Welke nieuwe uitvinding zorgde voor meer productie?
Slide 6 - Open question
Ik kan benoemen wat er in de samenleving veranderde
De industriële samenleving
De periode van 1800 tot heden (vandaag) heet de moderne tijd, omdat vanaf 1800 het leven van mensen enorm veranderde. In Groot-Brittannië ontstond de industriële samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin veel mensen werken in industrie en diensten. Vanaf 1850 kwam deze samenleving ook in de rest van Europa en Japan.
De industriële revolutie had grote gevolgen voor de sectoren (=delen) van de economie:
Steeds minder mensen werkten in de landbouw
Steeds meer mensen werkten in de industrie of diensten
De steden groeide snel door de industrie
Er kwamen spoorlijnen met stoomtreinen waarmee personen, producten en grondstoffen werden vervoerd.
Slide 7 - Slide
Wat voor samenleving ontstond er vanaf 1800 in Groot-Brittannië en vanaf 1850 in de rest van Europa en Japan?
A
Landbouwsamenleving
B
Landbouwstedelijke samenleving
C
Industriële samenleving
D
Kennissamenleving
Slide 8 - Quiz
Ik kan uitleggen hoe de verhoudingen veranderde tussen werknemers en werkgevers.
Arbeiders in actie
De 19e eeuw (echte tijdvak van 1800 tot 1900) heet de tijd van burgers en stoommachines.
Rijke burgers hadden vaak een eigen bedrijf, zij waren ondernemer. Zij hadden als werkgever veel invloed op de samenleving, omdat zij bepaalde hoeveel uur er moest worden gewerkt en hoeveel zij hun arbeiders betaalden. De relatie tussen de werkgever en de arbeiders was vaak onpersoonlijk. De werkgevers probeerde zoveel mogelijk winst te maken en die winst zoveel mogelijk voor zichzelf te houden.
De werknemers die bij grote bedrijven in dienst waren kregen te maken met zeer lage lonen en zeer lange werkdagen. Ook was de werkomgeving vaak ongezond en gevaarlijk. Om voor zichzelf op te komen, ging de arbeiders samenwerken en zich verenigen in vakbonden. De vakbonden moesten met de werkgevers onderhandelen over beter lonen, werktijden en werkomgeving. Als het nodig was, dan werden er stakingen georganiseerd. Dan legden de arbeider massaal hun werk neer en wilde pas weer werken als er verbeteringen werden toegezegd.
Je kunt twee verschillende online opdrachten uitkiezen. De blauwe is op mavo niveau om extra te oefenen.
Vind je het leuk en/of makkelijk? Dan kun je voor de gele opdracht kiezen. Die is op havo niveau.
Slide 11 - Slide
H.3 §3
Lesdoel:
Ik kan uitleggen hoe de leef- en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen
Ik kan minstens 3 veranderingen opnoemen door sociale wetten
Ik kan een verandering noemen in het onderwijs
Ik kan uitleggen hoe de positie van vrouwen verbeterde
Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed
Slide 12 - Slide
Sociale kwestie
Slide 13 - Mind map
Ik kan uitleggen hoe de leef- en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen
Leven en werken in armoede
Arbeiders in de 19e eeuw werkte onder zeer slechte omstandigheden:
Geen minimumloon, maar nog veel minder
Ze werkten vaan tussen 14 en 16 uur per dag
Ze werkte 6 dagen in de week
De werkomstandigheden waren gevaarlijk
Als je ziek werd kreeg je geen loon uitbetaald
Kinderen moesten werken, omdat ouders te weinig betaald kregen.
Deze problemen worden de sociale kwestie genoemd.
Armoede is er altijd al geweest, maar werd erger en duidelijker zichtbaar door de industrialisatie. Er ontstonden arbeiderswijken in de steden waar deze mensen in zeer slechte, vochtige en kleine huizen woonden.
Slide 14 - Slide
Wat wordt er bedoeld met de sociale kwestie?
A
Kinderarbeid
B
De industrialisatie
C
De zeer slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeiders
Slide 15 - Quiz
Ik kan minstens 3 veranderingen opnoemen door sociale wetten
Streven naar meer gelijkheid
In de industrielanden kwamen langzaam sociale wetten om mensen te steunen die niet goed voor zichzelf konden zorgen:
Kinderwetje van Van Houten: verbood kinderen onder de 12 jaar om te werken in fabrieken (1874)
Leerplicht voor kinderen tot 12 jaar (1901)
Meer gelijkheid.
In de politiek kwamen de socialisten op voor meer gelijkheid. Zij vonden dat de arbeiders als klasse (= bevolkingsgroep) werd uitgebuit door de rijke, machtige fabriekseigenaren.
Socialisten wilden op twee manieren zorgen voor verbetering:
De eerste groep wilde met een gewelddadige opstand een einde maken aan de uitbuiting
De tweede groep wilde de uitbuiting geleidelijk veranderen door sociale wetten in te voeren.
In Nederland is dit uiteindelijk gebeurd.
In Rusland is er in 1917 op een gewelddadige manier een einde komen aan de uitbuiting.
Slide 16 - Slide
Wanneer werd het Kinderwetje van Van Houten ingevoerd?
A
1874
B
1891
C
1901
D
1917
Slide 17 - Quiz
Ik kan een verandering opnoemen in het onderwijs en uitleggen hoe dat zover gekomen is.
Verandering in het onderwijs
In 1848 werd er een nieuwe grondwet aangenomen in Nederland. In deze grondwet werd ook de godsdienstvrijheid vastgesteld. Daardoor konden gelovigen hun eigen scholen stichten. Deze scholen heetten bijzondere scholen. Openbare scholen kregen geld van de verheid, maar bijzondere scholen kregen dit pas in 1917.
Dit komt, omdat er vanaf 1917 algemeen mannenkiesrecht kwam en in 1919 algemeen kiesrecht (dus ook voor vrouwen). Iedereen boven de 18 jaar mocht vanaf nu stemmen op de partij die zij wilden. Steeds meer mensen kozen voor de confessionelen. Dit waren mensen die in de politiek uitgingen van hun geloof.
Om goed samen te werken richtte de protestantse leiderAbraham Kuyper in 1879 de eerste politieke partij op
Slide 18 - Slide
Welke veranderingen in het onderwijs vond er plaats?
Slide 19 - Open question
Ik kan uitleggen hoe de positie van vrouwen verbeterde
De positie van vrouwen
Vrouwen hadden in de 19e eeuw minder rechten dan mannen. Tegen deze discriminatie begonnen vrouwen zich rond 1870 te verzetten.
Ze eisten emancipatie: gelijke rechten voor vrouwen en opheffing van achterstanden.
De vrouwen die dit deden, heetten feministen. Ze hadden succes, want langzamerhand konden steeds meer meisjes een opleiding volgen. Ook door het kiesrecht voor vrouwen vanaf 1919 konden vrouwen kiezen voor politieke partijen die opkwamen voor vrouwenrechten.