4.1 De grote periode 3 eindquiz

P3 Lezen en luisteren
De grote
periode 3-eind- quiz
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

P3 Lezen en luisteren
De grote
periode 3-eind- quiz

Slide 1 - Slide

Hoe we te werk gaan:
Maak groepjes van 2 a 3 personen.

Slide 2 - Slide

Hoe we te werk gaan:
Vezin een naam voor je groepje.

Slide 3 - Slide

Hoe we te werk gaan:
Per groepje logt 1 persoon in bij LessonUp. 

Slide 4 - Slide

Hoe we te werk gaan:
Aanmelden met groepsnaam!

Slide 5 - Slide

Hoe we te werk gaan
1 persoon houdt de punten bij van het groepje.

Slide 6 - Slide

Prijswinnaar
EEUWIGE ROEM !

Slide 7 - Slide

Welke 3 tekstsoorten ken je?
(1 pt per goed antwoord)

Slide 8 - Open question

Tekstsoorten
1. Informatieve tekst
2. Betogende tekst
3. Instructieve teks
4. Amuserende tekst
5. Activerende tekst

Slide 9 - Slide

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
Activeren (overhalen) 
Amuseren
Instrueren
Informeren

Slide 10 - Drag question

Let  op!
Voor de volgende vragen heb je telkens 30 sec de tijd om te antwoorden.

Slide 11 - Slide

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel van een recensie?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van een verkiezingsposter?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel van een recept?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
instrueren

Slide 15 - Quiz

Informatieve tekst
betogende tekst
vooral feiten
brochure
overtuigen
informeren
vooral mening
standpunt onderbouwen

Slide 16 - Drag question

Kijken en luisteren

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Leg uit wat het doel van dit fragment is.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video

Leg uit wat het doel van dit fragment is.

Slide 21 - Open question

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen - Je wilt een indruk krijgen van de tekst, wat voor tekstsoort het is. Je bekijkt titel, tussenkopjes en afbeeldingen.
  • Globaal lezen - Je wilt de hoofdlijnen weten. Je leest inleiding, slot en kernzinnen.
  • Intensief lezen - Je wilt de tekst begrijpen. Je leest de tekst helemaal.

  • Gericht / zoekend lezen - Je wilt antwoord op een vraag en zoekt naar een bepaald woord.

Slide 22 - Slide

Let  op!
Voor de volgende vragen heb je telkens 20 sec de tijd om te antwoorden.

Slide 23 - Slide

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.
Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 24 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?

Je gebruikt een handleiding om een Ikea-kast in elkaar te zetten.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 25 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?

Je leest een tekst die je echt wil begrijpen.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 26 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?

Je ziet op internet een artikel en wilt weten met wat voor soort tekst je te maken hebt.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 27 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je?

Je krijgt een opdracht op papier. Je wilt weten waar de opdracht op hoofdlijnen over gaat.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 28 - Quiz

Je ziet een video op YouTube en vraagt je af 'Waar gaat deze video over?'
Wat wil je dan weten?
A
Het onderwerp
B
De hoofdgedachte

Slide 29 - Quiz

Welk antwoord is waar?
De 'hoofdgedachte' van een tekst geeft weer...
A
Wat er in het hoofd omgaat van de schrijver
B
Het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen over het onderwerp
C
Waar de tekst over gaat
D
De belangrijkste gedachte van de lezer

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Wat was het onderwerp van dit filmpje?

Slide 32 - Open question

Wat was de hoofdgedachte van het filmpje?
A
Algehele veiligheid.
B
Veilig werken in een techniek lokaal.
C
Hoe werk je veilig in het technieklokaal?
D
Hoe werk je veilig ?

Slide 33 - Quiz

Uit welke 3 onderdelen bestaat een goede/duidelijke tekst?

Slide 34 - Open question

De inleiding is bedoeld om het onderwerp aan te kondigen en de aandacht te trekken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 35 - Quiz

In de kern staan alleen hoofdzaken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 36 - Quiz

Een samenvatting van het artikel staat in de inleiding
A
Waar
B
Onwaar

Slide 37 - Quiz

In het slot staat vaak een conclusie
A
Waar
B
Onwaar

Slide 38 - Quiz

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 39 - Slide

Let  op!
Voor de volgende vragen heb je telkens 30 sec de tijd om te antwoorden.

Slide 40 - Slide

Noem het zinsverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 41 - Quiz

Noem het zinsverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 42 - Quiz

Noem het tekstverband.

Op het rooster staan vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 43 - Quiz

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Argumentatie
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 44 - Quiz

Welk antwoord is juist?
Om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is, let je op...
A
De deskundigheid en onafhankelijkheid van de schrijver / spreker.
B
Of de tekst goed in elkaar zit.
C
Of het een leuke tekst is.
D
Of de inhoud geloofwaardig klinkt.

Slide 45 - Quiz

En de winnaars zijn........

Slide 46 - Slide

Tijd over?

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link