5 vwo hoofdstuk 9.3

Hoofdstuk 9.3 energie voor bewegen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 9.3 energie voor bewegen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Vragen over het huiswerk beantwoorden
herhalen hoofdstuk 9.1 en 9.2
bespreken 9.3
werken aan huiswerk

Slide 2 - Slide

vragen over huiswerk (af voor 15-12)

2, 3, 6, 8, 10
14, 19, 21, 23

Slide 3 - Slide

Herhaling 9.1

Slide 4 - Slide

Krachten
  • Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt
  • Een kracht kan iets vervormen, van richting veranderen, van snelheid veranderen en iets op zijn plek houden
  • Soorten krachten: zwaartekracht, normaalkracht, spankracht, gewichtskracht, schuifwrijving, rolwrijving en luchtwrijving. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Een parachutist met een massa van 100 kg (inclusief parachute) valt met een maximale snelheid van 200 km/h. Bereken de grootte van de evenredigheidsconstante k. Vermeld ook de eenheid van k (deze moet je eerst afleiden!) en denk aan significantie.

Slide 11 - Open question

uitleg 
Als de parachutist met maximale snelheid valt dan is de snelheid constant en dan geldt er Fz = Fw, dus m*g = k * v^2. Als je alle getallen invult en denk eraan dat je voor de snelheid m/s invult dan vind je dat k gelijk is aan 0,318 kg/m. De eenheid vind je door bij alle grootheden de eenheden in te vullen en dan eenheden dit links en rechts staan tegen elkaar weg te strepen. Voor de eenheid Newton moet je invullen kg* m/s^2 (volgt uit F = m*a) en uiteindelijk vind je dan dat de eenheid van k gelijk is aan kg/m

Slide 12 - Slide

Welke van deze grafieken laat een beweging met een constante nettokracht ongelijk
aan nul zien?
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz

uitleg
Als de nettokracht constant en ongelijk aan nul is dan is er sprake van een eenparige versnelde of eenparig vertraagde beweging. Het s,t-diagram is dan altijd een gedeelte van een parabool. Dit geldt alleen voor grafiek D

Slide 14 - Slide

Herhaling 9.2

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Een auto heeft een actieradius van 800 km en hij rijdt gemiddeld 18 staat tot 1 (Dat betekent dat hij 18 km rijdt op 1 liter benzine). De auto rijdt 100 km/h. De auto rijdt op benzine en benzine heeft een verbrandingswarmte van 33 miljard joule per m^3. De automotor heeft een rendement van 40 %.

Bereken het gemiddelde nuttig vermogen van deze auto gedurende de rit. Geef je antwoord in kW. Denk aan significantie en vermeld ook de eenheid.

Slide 21 - Open question

uitleg
De auto legt 800 km af met een snelheid van 100km/h, dat betekent dat hij 8 uur = 28800 seconden over de rit doet.

 De verbrandingswarmte is 33 miljard joule per m^3 en dat is 33*10^6 J/L. 

De auto rijdt op 1 liter benzine 18 km, dat betekent dat de auto voor 800 km 44,4 liter benzine nodig heeft. 

In 44,4 liter benzine zitten 44,4* 33 *10^6 = 1,47*10^9 joule aan energie.

Slechts 40% wordt nuttig gebruikt en dat is 58.7*10^8 Joule

Er wordt dus in totaal 58,7*10^8 Joule in 28800 seconden gebruikt. Dat is 20370 J/s = 20 KW

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Huiswerk (af voor 19-1)
35 t/m 42
44, 46, 47, 50, 52, 53

Slide 34 - Slide