Elke week kom je bij mw. K. Vorige week was je bij mw. K en gedraagde mw. zich anders dan normaal. Je helpt mw. met de steunkousen aan te doen. Eenmaal hier mee bezig is mw. met je aan het kletsen over haar weekend en lijkt alles zen gangetje te gaan. Wanneer de steunkousen bij mw. aan zijn, word mw. erg boos. Ze vraagt wat je gedaan hebt en je krijgt een klap van mw. in het gezicht. Je bent dit niet van mw. gewend.