Les 1

Leg je spullen op tafel en start met stil lezen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leg je spullen op tafel en start met stil lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
  • Meenemen: Boek B & je leesboek & je iPad (elke les)
  • Introductie hoofdstuk 7 Taalverzorging 3
Theorie
  • Zinsdelen herkennen en benoemen: voorzetselvoorwerp & hoofdzin en bijzin & nevenschikkend en onderschikkende voegwoorden
  • Woordsoort herkennen en benoemen: koppelwerkwoord
  • Aan de slag/huiswerk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling
VZV: werkwoorden met een vast voorzetsel, zoals: luisteren naar, klagen over, zorgen voor, etc.
BWB: Het voorzetsel zegt letterlijk iets over plaats of tijd/ Wanneer je het voorzetsel kan vervangen door een ander voorzetsel: Ik wacht op/naast/achter/in
Voorbeeldzin:
Mijn ouders hechten erg aan de waarheid.

Slide 3 - Slide

vzv = aan de waarheid
Zinnen in zinsdelen verdelen & benoemen 
  • Hij rekent op jouw hulp.
  • We vertrekken om acht uur.
  • De kinderen spelen in de tuin.
  • Ze wachtte voor de ingang van het theater.
  • Zij twijfelt aan haar keuze.
  • We gaan naar het strand volgende week.

Slide 4 - Slide

VZV - rekenen op
BWB Tijd
BWB Plaats
BWB Plaats
VZV - twijfelen aan
BWB Tijd

Hoofdzin en bijzin

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin en bijzin benoemen
  1. Ik ga naar de winkel, omdat ik melk nodig heb.
  2. Hoewel het regent, ga ik toch een wandeling maken.
  3. We hebben hard gewerkt, maar het resultaat viel tegen.
  4. Ik blijf thuis, omdat het buiten hard regent.
  5. Ik ga naar de winkel, en mijn broer blijft thuis.
  6. De film was spannend, omdat de acteurs geweldig speelden en de muziek intens was.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden
  • Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen.
  • Onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeldzinnen
Zinnen met onderschikkende voegwoorden
  • Omdat ik vroeg opstond, had ik tijd voor een uitgebreid ontbijt.
  • Ik weet niet of hij morgen naar het feest komt.
  • Hoewel het koud is, gaan we toch buiten wandelen.
Zinnen met nevenschikkende voegwoorden
  • Hij wil graag op vakantie, maar hij heeft weinig tijd.
  • Ze kocht een boek en een mooie tas.
  • Je kunt blijven eten, of je kunt eerder naar huis gaan.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoord (kww)
Het koppelwerkwoord 'koppelt' het onderwerp aan een toestand, functie of eigenschap. Het onderwerp geeft geen handeling aan (het doet niets), maar is iets.

Bv: Wadlopen in Zeeland is erg leuk.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoord herkennen
Maak een zin met het werkwoord fietsen, bij afbeelding 1.




Maak een zin met het werkwoord lijken, bij afbeelding 2. 
afbeelding 1
afbeelding 2

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag/huiswerk
H7.1 Grammatica (Boek B)
Maak opdrachten: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 (blz. 9 t/m 15)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions