M&N 2.4 oog lenzen

2.4 oog/lenzen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.4 oog/lenzen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Kennistest 1

Slide 2 - Slide

Er volgen nu drie vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Welk nummer brengt voedingstoffen naar het oog?
A
1
B
4
C
3
D
2

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de doorzichtige vloeistof waarmee het oog is gevuld?
A
vaatvlies
B
traanvocht
C
hoornvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Pietertje loopt in de schemering. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
alleen de kegeltjes
C
alleen de staafjes
D
geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Scherp zien
De lens in het oog wordt boller om dichtbij scherp te zien.

De lens in het oog wordt platter om veraf scherp te zien.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Positieve lenzen:
Aan de rand dunner dan in het midden (bolle lenzen).

Negatieve lenzen:
Aan de rand dikker dan in het midden (holle lenzen).

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Positieve lenzen
Convergerend: lichtstralen worden afgebogen naar binnen, naar de hoofdas
  • Evenwijdige bundel voor 
lens is convergente bundel 
na lens
  • Boller - sterker
    convergerende werking

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Negatieve lenzen
Divergerend: Lichtstralen afgebogen naar buiten bij hoofdas vandaan.
  • Evenwijdige bundel voor 
lens is divergent na de lens
  • Holler - sterker divergerende 
werking

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Brillen
De lens van de bril zorgt ervoor dat het voorwerp op de juiste plek in het oog terecht komt. 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Bril nodig?
Verziend? 
Dichtbij onscherp, bolle lens / positieve lens (+)

Bijziend?
Veraf onscherp, holle lens / negatieve lens (-)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bril nodig?
Verziend? 
Dichtbij onscherp, bolle lens / positieve lens (+)

Bijziend?
Veraf onscherp, holle lens / negatieve lens (-)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting brillen
Oogafwijkingen:
     -Bijziend: dichtbij scherp, veraf wazig (negatieve bril)
       licht van veraf bundelt te vroeg, beeld minder convergeren
     -Verziend: veraf scherp, dichtbij scherp met concentratie (positieve bril)
       licht van dichtbij bundelt te laat, beeld meer convergeren
     -Oudziend: verslappen van spieren, moeite met accomoderen. (leesbril)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions


Kennistest 2

Slide 16 - Slide

Er volgen nu drie vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Is dit een positieve of negatieve lens?
A
Positief
B
Negatief

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een positieve of een negatieve lens?
A
Positief
B
Negatief

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een positieve of een negatieve lens?
A
Positief
B
Negatief

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke afstand geeft de beeldafstand aan?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de voorwerpafstand staat niet aangegeven

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Stel of het een positieve of een negatieve lens.
A
Positief
B
Negatief

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens boller of platter maakt?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Stel of het een positieve of een negatieve lens.
A
Positief
B
Negatief

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions