Vragen 3,1 en 3,2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Vragen 3,1 en 3,2

Een agglomeratie is groter dan een stadsgewest

1. Juist
2. Onjuist

Uit welke periode dateert de wijk in W1? beargumenteer je keuze met twee kenmerken die je uit w1 kan leiden.

Uit de zeventiger jaren van de twintigste eeuw.

Bekijk figuur figuur 3.4. Bekijk ook W2.

Geef voor elk van de drie foto’s van W2 aan in welk soort stadswijk de foto genomen is en in welke periode de wijk is gebouwd.
Beargumenteer je keuze.

W2A = oude woonwijk einde 19e eeuw: kleine huisjes dicht bij elkaar en oud

W2B = centrale zakenwijk: centrum van de stad, niet historisch, maar wel met een markt, veel winkels en horeca, 20e eeuw

W2C = woonwijk van na de Tweede Wereldoorlog: nieuwbouw, na 2000, aan de rand van de stad, grootschalige bebouwing, Vinex-wijk

In Wonen in een stedelijke omgeving worden drie fasen van het verstedelijkingsproces in Nederland toegelicht.

Welke drie fasen zijn dat?

1. Urbanisatie-Suburbanisatie-Vinexie
2. Mechanisatie-Suburbanisatie- Urbanisatie
3. Suburbanisatie-Verstedelijking en re-urbanisatie
4. Urbanisatie-Re-urbanisatie- Suburbanisatie

in welke figuur worden ze in beeld gebracht?

1. Figuur 3.3
2. Figuur 3.6a, 3.6b en 3.6c
3. Figuur 3.4
4. Figuur 3.2

In welke fase ontstonden de stadsgewesten?

1. Urbanisatie
2. Suburbanisatie
3. Re-urbanisatie
4. Fase 3 van het DTM

Welke hoort niet in het rijtje thuis?

1. Suburbanisatie
2. Forensisme
3. Negentiende-eeuwse wijk
4. Bloemkoolwijk

Welke hoort niet in het rijtje thuis?

1. Historische kern
2. Re-urbanisatie
3. goede bereikbaarheid auto
4. goede winkelvoorzieningen

Wat waren de leerdoelen voor paragraaf 3.1? In je eigen woorden.