Lang leve de liefde 6.2

Lang leve de liefde
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lang leve de liefde

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Korte herhaling les 5 + 6
  2. Les 6: Veilig vrijen: Hoe doe je dat?
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Slide

Kun je onvruchtbaar worden van een SOA?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Syfilis is een heel ernstige SOA. Deze SOA komt ..... voor in Nederland
A
Veel
B
Weinig
C
Niet

Slide 4 - Quiz

Een SOA gaat meestal vanzelf weer over
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

aids is een soa
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Kun je SOA alleen van seks krijgen?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Kan je een ander besmetten met soa als je zelf geen klachten hebt?
A
Ja, zonder condoom kun je een soa doorgeven
B
Alleen na de eerste week kun je een soa doorgeven

Slide 8 - Quiz

De eerste keer dat je seks hebt kan je geen SOA krijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Als je onveilige seks hebt tijdens de menstruatie, kun je geen SOA krijgen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Kan je onvruchtbaar worden van een SOA?
A
Ja
B
Nee
C
Alleen mannen
D
Alleen vrouwen

Slide 11 - Quiz

Als je jezelf goed wast na de geslachtsgemeenschap, kun je een soa voorkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is de meest voorkomende SOA bij jongeren vanaf 15 jaar?
A
Chlamydia
B
Gonnoroe
C
Herpes
D
HIV

Slide 13 - Quiz

Je kunt dezelfde SOA maar één keer in je leven oplopen
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

7 Van orale seks kan je geen soa krijgen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Van welke SOA ('s )
kun je onvruchtbaar worden?
A
Aids, Hiv, Chlamydia
B
Chlamydia
C
Aids / Chlamydia
D
Aids / Hiv

Slide 16 - Quiz

Een condoom is niet veilig als ...
A
Het condoom voor het eerst gebruikt
B
Het condoom weggooit in het toilet
C
Het condoom gescheurd is

Slide 17 - Quiz

CE keurmerk op een condoom betekent:

A
Dat het lekker smaakt
B
Dat het goedgekeurd is

Slide 18 - Quiz

Als je een condoom gebruikt kan je niemand zwanger maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Lesdoelen
  • De leerlingen kunnen benoemen welke anticonceptiemiddelen er zijn
  • de leerlingen kunnen benoemen wat de voor- en nadelen van de pil zijn
  • De leerlingen erkennen het belang van het van te voren nadenken over anticonceptie voordat ze seksueel actief worden


Slide 20 - Slide

Veilig vrijen: Hoe doe je dat?

Slide 21 - Slide

Hoe gebruik je het condoom?

Slide 22 - Slide

De Pil

Slide 23 - Slide

Anticonceptie

Slide 24 - Slide

Veilig vrijen 
Praten over seks

Praten over anticonceptie

Praten over het condoom

Slide 25 - Slide

Welk voorbehoedsmiddel is hier
afgebeeld?
A
de pil
B
spiraal
C
condoom

Slide 26 - Quiz

wat is niet waar?
A
de pil geeft hormonen af
B
je moet de pil dagelijks innemen
C
je krijgt geen eisprong als je de pil slikt
D
de pil is onbetrouwbaar

Slide 27 - Quiz

Wat voorkomt de pil?
A
Soa's
B
Voorkomt dat de eicel rijpt
C
Voorkomt innesteling van een embryo

Slide 28 - Quiz

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en de NuvaRing. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en de NuvaRing
D
Bij alle drie.

Slide 29 - Quiz

periodieke onthouding - pil - condoom - coïtus interruptus - nuvaring - spiraaltje

Welke van bovenstaande methoden is niet betrouwbaar?
A
periodieke onthouding
B
nuvaring
C
spiraaltje
D
coïtus interruptus

Slide 30 - Quiz

7 Welk anticonceptiemiddel beschermt minimaal 5 jaar tegen zwangerschap?
A
Anticonceptiestaafje
B
Prikpil
C
Spiraaltje
D
Anticonceptiepleister

Slide 31 - Quiz

Welke anticonceptiemiddel moet om de 3 weken vervangen worden?
A
Spiraaltje
B
Anticonceptiering
C
Anticonceptiepleister
D
Anticonceptiestaafje

Slide 32 - Quiz

Hoe vaak moet je een spiraaltje vervangen?
A
2 keer per week
B
2 keer per jaar
C
1 keer in de 5 jaar
D
1 keer in de 10 jaar

Slide 33 - Quiz

Joost: 'als je geen extra hormonen in je lijf wilt, kun je het beste een koperspiraaltje gebruiken'
Myrthe: 'bij gebruik van een spiraaltje, kan er wel bevruchting plaats vinden'
Wie van hen heeft gelijk?
A
Alleen Joost heeft gelijk
B
Alleen Myrthe heeft gelijk
C
Joost en Myrthe hebben beiden gelijk
D
Joost en Myrthe hebben beide ONgelijk

Slide 34 - Quiz

Aan de slag
Wat?                  Maken Paragraaf 11.2 
Hoe?                  met een buurman of buurvrouw
Hoe lang?        ong. 20 minuten
Vraag?               Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                              Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?                 Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) of kijk nog eens naar de vorige les.

Slide 35 - Slide