3.2

1.1 §3.2 Het weer in Nederland
1 / 19
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.1 §3.2 Het weer in Nederland

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
Opstarten
05 min
Uitleg paragraaf 3.2
10 min
Maken paragraaf 3.2
20 min
LessonUp Check
10 min
Verder kijken documentaire 
20 min
Lesafsluiting
05 min

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je kunnen/kennen?
  • Je kunt beschrijven wat de verschillen zijn tussen gebieden in Nederland wat betreft Bewolkingsgraad, neerslag, temperatuur en wind

  • Je kunt met een weerkaart een weerbericht opstellen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Waar worden in Nederland de hoogste windsnelheden gemeten?

Slide 5 - Mind map

De meest windluwe plaats in ons land is Arcen (Limburg) met een jaargemiddelde windsnelheid van ongeveer 11 km/uur. 

Vlieland is het meest winderig met een gemiddelde windsnelheid van ongeveer 28 km/uur.

het weer

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Atmosfeer:
Luchtlaag die om de aarde zit
Weer:
Toestand van de atmosfeer
op een bepaald moment
op een bepaalde plaats

Klimaat:
Gemiddelde weer over een periode van 30 jaar

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Welke onderdelen worden er altijd besproken in een weerbericht

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Weerelementen
onderdelen van het weer:
  • temperatuur (in graden Celsius)
  • neerslag (in millimeter)
  • luchtdruk (in hectopascal)
  • wind (schaal van Beaufort)
  • bewolking (bewolkingsgraad)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

3 vormen van water
Het proces van vast naar gasvormig komt niet voor in de waterkringloop

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Verschillen in weer in Nederland
Nederland is niet groot, toch zijn hier ook verschillen in weer.
  1. temperatuur: hoe noordelijker, hoe kouder.
  2. neerslag: in wat hoger gelegen gebieden valt meer neerslag. In Zeeland valt de meeste neerslag.
  3. Wind: Gebieden dichtbij de kust hebben te maken met meer wind dan gebieden landinwaarts.
  4. Bewolking: Aan de kust minder bewolking
 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
  • Wat? Lees + maak paragraaf 3.1 en 3.2 
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
  • Hulp? Buur, docent
  • Tijd?    25 minuten
  • Klaar? Laat verbeteren
timer
25:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
  • Lees §3.2 door!
    (blz. 135-136)
  • Check eerst of je alles begrijpt
  • Maak §3.2 vraag 1 t/m 6

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welk instituut meet het weer in Nederland?
A
Buienradar
B
KNMI
C
Weeralarm.nl
D
KNAG

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
temperatuur, neerslag en wind
C
Temperatuur en neerslag
D
Warmte en de temperatuur

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wind
Luchtdruk
Neerslag
Temperatuur
Barometer
Pluviometer
Anemometer
Weerhut

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Welke uitspraak over de klimaatgrafiek van NL is juist?
A
De meeste neerslag valt in juni.
B
De gemiddelde temp is in alle maanden ongeveer hetzelfde.
C
Er valt neerslag in alle maanden van het jaar.
D
Je ziet de temp, bewolking, neerslag en wind.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

In de koudste maand is het gemiddeld hoe warm?
Hoe warm is het in de warmste maand? 
A
1 graad
B
5 graad
C
8 graad

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions