H2 ongevallen en rampen 2.6, 2.7, 2.8

H2 ongevallen en rampen 2.7, 2.8, 2.9
Doel van de les:

* Je weet wat een noodsituatie is.
* Je weet waar een noodsituatie door veroorzaakt kan worden. 
* Je kan voorbeelden van dreigende noodsituaties noemen.
* Je weet waar een alarm voor dient.
* Je weet wat je moet doen bij een slow-whoop.


1 / 15
next
Slide 1: Slide
NwederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

H2 ongevallen en rampen 2.7, 2.8, 2.9
Doel van de les:

* Je weet wat een noodsituatie is.
* Je weet waar een noodsituatie door veroorzaakt kan worden. 
* Je kan voorbeelden van dreigende noodsituaties noemen.
* Je weet waar een alarm voor dient.
* Je weet wat je moet doen bij een slow-whoop.


Slide 1 - Slide

Noodsituatie = een ramp
Een noodsituatie kan worden veroorzaakt door:
- Brand (grote brand bij een bedrijf).
- Explosie (vuurwerkramp).
- Gas (chloorgas in een zwembad).
- Vloeistof (overstroming of lekkende gevaarlijke vloeistof).
- Radioactieve straling (kernramp).
- Ziektes (varkenspest of vogelgriep).
- Ander groot ongeval (vliegtuig dat neerstort).

Slide 2 - Slide

Noodsituatie zien aankomen
Soms kun je een noodsituatie zien aankomen. Bijvoorbeeld een orkaan. Je kunt dan mensen waarschuwen. Daardoor zijn de gevolgen minder erg.

Voorbeelden van dreigende noodsituaties:
- Noodweer (overstroming)
- Natuurramp (aardbeving)
- Sociale onrust (demonstratie)
- Dreiging van terrorisme (aanslag)
- Verlies van wegen, bruggen, havens (door bijv. een aardbeving)

Slide 3 - Slide

Het alarm gaat af
Veel gebouwen hebben tegenwoordig een alarm.
Je gebruikt een alarm om een pand te beveiligen.
Of om een pand te ontruimen bij een noodsituatie. 

Als het om een ontruiming gaat, gaat de slow-whoop (alarm) af. 

Slide 4 - Slide

Aan het werk!
Opdracht 13 en eindopdracht in je map.
Start op bladzijde 29.

Maak online (veiligopstage.nl) 
De eindopdracht. 

Slide 5 - Slide

Ontruiming -> slow-whoop
Als het alarm afgaat dan:

- stop je onmiddellijk met je werk,
- volg je de instructies van je stagebegeleider,
- ga je naar de verzamelplaats,
-  ga je met de trap, niet met de lift,
- evacueer je dwars op de windrichting, van de bron af,
- geef je door dat je veilig bent aangekomen op de verzamelplaats.

Slide 6 - Slide

Hoe noemen we een ongewenste gebeurtenis?
A
ongeval
B
bijna-ongeval

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we als je jezelf hebt bezeerd?
A
schade
B
letsel

Slide 8 - Quiz

De kopjes vallen op de grond en zijn kapot. Dit noemen we...
A
schade
B
letsel

Slide 9 - Quiz

We nemen......om te voorkomen dat het weer kan gebeuren.
A
onveilige handeling
B
maatregelen

Slide 10 - Quiz

Een ongeval meld je bij?
A
stagebegeleider
B
bedrijfshulpverlener

Slide 11 - Quiz

Bij een klein ongeval ga je naar?
A
de stagebegeleider
B
de bedrijfshulpverlener

Slide 12 - Quiz

Bij een ernstig ongeval bel je?
A
112
B
je stagebegeleider

Slide 13 - Quiz

Als het alarm afgaat dan volg je de......van de BHV'er
A
instructies
B
instructeur

Slide 14 - Quiz

Geef aan dat je.....bent aangekomen
A
onveilig
B
veilig

Slide 15 - Quiz