11.3 Zwangerschap

1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van 11.2?
Herhaling

Slide 2 - Slide

Wat is innesteling
A
Bevruchting: samensmelten van de eicel en zaadcel
B
Wanneer de eisprong heeft plaats gevonden en de eicel naar de baarmoeder gaat
C
Bolletje cellen die zich vastzet in het baarmoederslijmvlies
D
Wanneer het embryo duidelijke kenmerken begint te vertonen

Slide 3 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
Innesteling
Bevruchte eicel deelt zich
Bevruchting
Ovulatie
Bolletje cellen

Slide 4 - Drag question

timer
1:30
Eierstok
Baarmoeder
Baarmoedermond
Eileider
Vagina

Slide 5 - Drag question

In de                        zitten de onrijpe                 in de                 .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een                   plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de                .
De eileider vervoert de            naar de                           . 
Tijdens de                         wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen

Slide 6 - Drag question

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Hormoonstaafje
B
Prikpil
C
Spiraaltje
D
Sterilisatie

Slide 7 - Quiz

Wat is de naam van dit voorbehoedsmiddel?
A
De pil
B
Anticonceptiestaafje
C
Spiraaltje

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraken over het condoom zijn juist? En welke onjuist?
Juist
Onjuist
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel dat ook tegen soa's beschermt.
Het condoom is 100% betrouwbaar.
Het condoom voorkomt dat sperma bij een rijpe eicel kan komen.
Als je twee condooms over elkaar heen gebruikt, ben je beter beschermt.

Slide 9 - Drag question

Wat doet de anticonceptie pil?
A
Zorgt ervoor dat je geen eisprong krijgt
B
Het is een vitamine-pil
C
Zorgt ervoor dat je niet ongesteld wordt
D
Zorgt dat je niet zwanger kan worden

Slide 10 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel is niet meer terug te draaien?
A
Coitus interuptus
B
Sterilisatie
C
Prikpil
D
Hormoonstaafje

Slide 11 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel is het minst betrouwbaar?
A
Periodieke onthouding
B
Anticonceptie pleister
C
Coitus interruptus
D
De pil

Slide 12 - Quiz

0

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 16 - Quiz

Als je zwanger bent wordt je nog steeds ongesteld
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waardoor worden de borsten van een vrouw groter als ze zwanger is?
A
Hormonen stapelen zich op in de borsten
B
De melkklieren groeien
C
Er zit melk in de borsten
D
Er worden vetreserves opgeslagen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Wat is GEEN kenmerk van zwangerschap
A
Overgeven
B
Grotere borsten krijgen
C
Vaak naar de wc
D
Chagrijnig zijn

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta

Slide 27 - Quiz

Waar dient vruchtwater voor?
A
Voeding voor de baby
B
Het is een bijproduct, het heeft geen nut
C
Daar wordt het bloed gezuiverd
D
Ter bescherming van de baby

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Navelstrengader
Navelstrengslagaders
Via welke ader(s) worden de volgende stoffen getransporteerd?
Zuurstof
Voedingsstoffen
Afvalstoffen

Slide 31 - Drag question

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Alles wat de moeder eet of drinkt komt bij de baby terecht
A
Goed
B
Fout

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Slide

Hoe lang is een vrouw gemiddeld zwanger?
A
9 maanden
B
11 maanden
C
1 jaar
D
8 maanden

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Zet de volgende fasen van de geboorte in de juiste volgorde:
Tekst
1
2
3
4
5
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
geboorte

indaling

Slide 43 - Drag question

Hoe noem je het litteken dat overblijft na het afvallen van de navelstreng?

Slide 44 - Open question

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Een twee-eiige tweeling is een tweeling die ontstaan is uit?
A
Eén eicel en één zaadcel
B
Twee eicellen en twee zaadcellen
C
Eén eicel en twee zaadcellen
D
Twee eicellen en één zaadcel

Slide 48 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
Zwangerschap

Slide 49 - Mind map

Slide 50 - Slide

0

Slide 51 - Video

Slide 52 - Slide