Les 2: Wanneer ben je crimineel?

Startklaar

 - Maak jezelf klaar voor de les
- Doe je telefoon in je zakkie
- Whitebordje met pen


timer
2:00
1 / 47
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar

 - Maak jezelf klaar voor de les
- Doe je telefoon in je zakkie
- Whitebordje met pen


timer
2:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...ken je de begrippen: groepsdruk, sociale controle, socialisatieproces, onderwijs en drugs. (R)

...kan je vijf redenen noemen waarom iemand crimineel wordt. (T1)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waarom zou iemand een
strafbaar feit plegen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Een ... maakt nog geen crimineel!
- Waarom kiest iemand er voor om iets strafbaars te doen? Is criminaliteit eigenlijk wel een keuze? Wat zijn de redenen voor criminaliteit?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Redenen voor criminaliteit 

Er is vaak geen duidelijke reden te noemen waarom iemand een strafbaar feit pleegt. Wel zijn er verschillende redenen te noemen, dit noemen we risicofactoren

  1. Een onveilige opvoeding
  2. Groepsdruk
  3. Alcohol of drugs
  4. Spijbelen of schooluitval
  5. Psychische of gedragsproblemen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. Onveilige opvoeding

Als je als kind veel te maken hebt met strafbaar gedrag (zoals geweld, misbruik, vernieling) ga je dit zien als 'normaal'. Deze waarden, normen en gewoonten zijn dan aangeleerd gedrag.
socialisatieproces
De manier (het proces) waarop je leert omgaan met andere mensen. 
misbruik
Dat iemand gebruik van je maakt zonder dat je dat wilt. Je kan hierbij denken aan seksueel misbruik (zoals verkrachting), maar ook om fysiek geweld (zoals slaan en schoppen) of verbaal geweld (zoals schreeuwen, schelden of pesten). Bij misbruik ga je altijd op een negatieve manier met mensen om en/of wordt er op een negatieve manier met jou omgegaan. 
waarden
Dingen die jij belangrijk vind. Meestal zijn dit zaken die je in één woord kan omschrijven, zoals eerlijkheid, gelijkwaardigheid en vrijheid.
normen
Regels en afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Zoals het achteraan aansluiten in de rij of dat je opstaat voor ouderen in de bus of tram.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

2. Groepsdruk
Alle mensen willen graag ergens bij horen, het liefst bij een groep. 
Maar soms zetten (foute) vrienden elkaar onder druk om iets strafbaars te doen. Dit noemen we groepsdruk.
groepsdruk
De manier waarop je door een groep onder druk wordt gezet om bijvoorbeeld een strafbaar feit te plegen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

3. Alcohol of drugs
Strafbaar gedrag kan ook voorkomen als je onder invloed bent van drank en/of drugs. Maar ook door een verslaving hieraan verval je sneller in strafbaar gedrag. 
Denk aan iemand die auto rijdt met drank en/of drugs op. Of een junkie die inbreekt om aan geld te komen om drugs te kopen.
drugs
Zijn middelen die invloed hebben op je hersenen. Hierdoor beïnvloeden ze je lichaam én geest. 
onder invloed zijn van
Dat je alcohol of drugs hebt gebruikt en daardoor niet 'helder' kan denken.
verslaving
Dat je afhankelijk bent van een bepaalde stof. Dat kan chocolade zijn, maar ook sigaretten (roken), alcohol, drugs en dergelijke.
junkie
Iemand die verslaafd is.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4. Spijbelen of schooluitval

Als je jong bent en niet naar school gaat zonder reden, noemen we dat spijbelen. Je hebt dan een grote kans dat je jezelf gaat vervelen. 
Het gevolg daarvan is dat je op straat rondzwerft en de grenzen gaat opzoeken. Meestal pleeg je hierdoor strafbare feiten. 
spijbelen
Zonder reden niet naar school gaan.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

5. Psychische (gedrags)problemen

Soms kan je het strafbare gedrag van iemand verklaren doordat hij/zij impulsiever, agressiever of emotioneler is dan gemiddeld. 

Meestal hebben mensen hier controle over. Wanneer je hier géén controle over hebt, kan dit fout gaan. Sommige mensen zijn psychisch zo ziek, dat ze zelfs helemaal geen idee hebben van wat ze een ander aandoen.
psychisch
Alles dat te maken heeft met hoe de hersenen werken.
impulsief
Dat je handeld zonder erbij na te denken. Je doet het 'gewoon'. 
agressief
Dat je heel snel héél boos kan worden. Bijvoorbeeld iemand sluit niet achteraan aan in de rij en jij wordt zo boos dat je meteen gaat schreeuwen (of slaan) tegen die persoon.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Artikel
Haagse messteker Malek F. krijgt tbs, maar geen celstraf

Malek F., de man die vorig jaar in Den Haag op Bevrijdingsdag drie mensen neerstak, is veroordeeld tot tbs met dwangverpleging voor onbepaalde tijd. Een celstraf krijgt hij niet, omdat de Haagse rechtbank hem volledig ontoerekeningsvatbaar acht. Hij is dan ook vrijgesproken van poging tot moord en bedreiging met een terroristisch oogmerk.
Bron: NOS.nl 2019

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Zoek op wat het woord 'ontoerekeningsvatbaar' betekend.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat heeft 'ontoerekeningsvatbaar' te maken met een psychische problemen?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd? Kijk nog eens naar de uitleg als je deze opdracht moeilijk vindt.
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
Arnold heeft een fascinatie voor kleine kinderen, via internet speurt hij naar kinderporno.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
Monica is voor de tiende keer opgepakt voor diefstal, ze vindt het moeilijk om ermee te stoppen. Van de rechter moet ze verplicht hulp gaan zoeken.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
De moeder van Kimberly houdt zich niet aan de verkeersregels. Kimberly ontvangt sinds ze zelf auto mag rijden, ook regelmatig verkeersboetes thuis.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Een slechte opvoeding
C
Groepsdruk
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
Vincent is verslaafd aan heroïne, om aan geld gaat hij regelmatig zakkenrollen in het centrum.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Een slechte opvoeding
C
Groepsdruk
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Om welke risicofactor gaat het?
Manuel leerde auto’s stelen van zijn vrienden.
A
Groepsdruk
B
Een slechte opvoeding
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Drank en/of drugsgebruik

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Beschermende factoren


Naast de eerder genoemde risicofactoren zijn er ook factoren die je beschermen tegen criminaliteit. Deze redenen zorgen er dus voor dat je geen crimineel wordt:

  1. het volgen van onderwijs
  2. het hebben van een baan
  3. een (gezonde) relatie hebben 
  4. goede sociale vaardigheden hebben
factoren
Dingen die bepalend zijn voor iets. 
relatie
Het omgaan met mensen. Dit kan een zakelijke relatie zijn (bijvoorbeeld tussen baas en werknemer), een persoonlijke relatie zijn (bijvoorbeeld tussen een ouder en een kind) of een liefdesrelatie zijn.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

1. Het volgen van onderwijs
Waarom zou je strafbaar gedrag plegen als je daarmee het risico loopt dat je je opleiding niet meer kunt doen? 
De verantwoordelijkheid van een opleiding en de kans dat je die kwijtraakt, zorgt ervoor dat mensen vaak minder snelle stomme dingen doen.
opleiding
Het volgen van onderwijs waardoor je een beroep kan doen. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

2. Het hebben van een baan
Waarom zou je strafbaar gedrag plegen als je de kans hebt je baan kwijt te raken? 
Met een strafblad en een achtergrond in de criminaliteit is het vaak lastig om een goede baan te vinden. Veel veroordeelde criminelen kiezen dan toch weer voor de criminaliteit.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

3. Een relatie hebben
De verantwoordelijkheid en het niet willen teleurstellen van je ouders, geliefde of kinderen zorgt er, net als een baan voor, dat je minder snel overgaat tot strafbaar gedrag. De angst om je gezin of relatie kwijt te raken is dan zo groot, dat je geen stomme dingen meer doet.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

4. Goede sociale vaardigheden

Als je makkelijk contact maakt met andere mensen, en dus een praatje maakt met anderen. Wordt je sneller opgenomen in de samenleving.  Wanneer dat niet het geval is, kan je jezelf bijvoorbeeld eenzaam voelen of zelfs een beetje boos zijn op de samenleving.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

3

Slide 27 - Video

This item has no instructions

03:22
Welke twee risicofactoren op criminaliteit herken je bij Danny?
A
Onveilige opvoeding en groepsdruk.
B
Alcohol of drugs en schooluitval.
C
Alcohol of drugs en psychische problemen.
D
Psychische problemen en groepsdruk.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

04:06
Welke beschermende factor ontbrak bij Danny?
A
Het volgen van onderwijs.
B
Het hebben van een baan.
C
Het hebben van een relatie/gezin.
D
Het hebben van goede sociale vaardigheden.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

04:51
Wat betekend het als iemand 'tussen wal en schip' valt?
A
Dat iemand niet van een schip af kan.
B
Dat iemand niet bij het een maar ook niet bij het ander hoort/terecht kan.
C
Dat iemand van de wal afvalt in het water.
D
Dat iemand altijd bij mensen terecht kan met problemen.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Je kansen om gepakt te worden?
Als je strafbaar gedrag laat zien bestaat de kans dat je hiervoor wordt gepakt. Dit noemen we pakkans. Soms is het zo dat iemand niet meteen wordt gepakt. 
Bijvoorbeeld in een winkel waar weinig camera's hangen is de pakkans kleiner dan in een winkel waar beveiliging aanwezig is.
pakkans
De kans dat je voor een strafbaar feit gepakt wordt door de politie.

Slide 31 - Slide

https://nos.nl/op3/artikel/2374319-het-megaproces-rond-ridouan-taghi-uitgelegd.html
https://nos.nl/artikel/2369389-verdachten-avondklokrellen-rotterdam-te-zien-op-schermen-in-de-stad.html

3

Slide 32 - Video

This item has no instructions

00:15
Het stelen van een scooter is een ...
A
overtreding
B
misdrijf

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

00:39
Hoe groot is kans dat de politie deze jongen te pakken krijgt?
010

Slide 34 - Poll

This item has no instructions

01:54
Welke risicofactor zou er denk je voor zorgen dat deze jongen een scooter probeert te stelen.
Slechte opvoeding
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Schooluitval of spijbelen
Psychische (gedrags) problemen

Slide 35 - Poll

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
  • Groepsdruk
  • Sociale controle
  • Socialisatieproces
  • Onderwijs
  • Spijbelen
  • Drugs
  • Pakkans
  • Psychisch

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Welk begrip hoort bij welke omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van begrippen. Welk begrip past het best bij welke omschrijving?
Omschrijving
Begrip
Je vrienden vertellen dat je iets moet doen/proberen.
Mensen letten op je wat je doet op straat.
Hoe je om leert gaan met andere mensen.
Het krijgen van les, zodat je meer kennis en vaardigheden krijgt die je nodig hebt in je leven.
Dat je expres niet naar school gaat.
Middelen die invloed hebben op je hersenen, waardoor je anders kan denken en handelen.
De kans dat je door de politie gepakt wordt voor een strafbaar feit.
Alles dat te maken heeft met hoe de hersenen werken.
Groepsdruk
Sociale controle
Socialisatieproces
Onderwijs
Spijbelen
Drugs
Pakkans
Psychisch

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist?
Als je in een vriendengroep terecht komt die illegaal in drugs handelt, dan is dat een risicofactor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Een groep jongens met een paar biertjes op daagt een aantal voorbijgangers uit om te gaan vechten.
A
Slechte opvoeding
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Manuela wordt overgehaald door vriendinnen om bij de HEMA mascara te stelen.
A
Slechte opvoeding
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Adam heeft geblowd en besluit de banden lek te steken van de auto van de buurman.
A
Psychische stoornis
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Slechte opvoeding

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Richard heeft een hekel aan school en tijdens het spijbelen bedenkt hij samen met een vriend een overval op een avondwinkel.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Groepsdruk
C
Alcohol of drugs
D
Psychische stoornis

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Jasmin heeft vaak ruzie met haar ouders. Haar ouders weten vaak niet waar ze is.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Alcohol of drugs
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Welke risicofactor?
Jolanda heeft medicijnen om haar agressie te onderdrukken. Bij een vechtpartij slaat ze een ander meisje een blauw oog.
A
Spijbelen of schooluitval
B
Psychische problemen
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 47 - Open question

This item has no instructions