Bijwoordelijke bepaling

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is;
  • Ik kan bijwoordelijke bepalingen herkennen/benoemen in een zin. 

Slide 2 - Slide

Zinsdelen
Bekijk de volgende zin:
Ik loop. 

Dit is een complete zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een gezegde. 
Je kunt deze korte zin aanvullen met allerlei andere zinsdelen:
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.

Slide 3 - Slide

We kennen al:
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 4 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling
  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort:

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.
Ik 
loop
op dinsdagmorgen
met mijn moeder
van de markt
via de Bergstraat
naar de parkeerplaats
Waar?
Wanneer?
Waarmee?
Hoe? Hoelang? Hoe ver? enz.
Door wie? 
Met wie?
Enz....

Slide 6 - Slide

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 7 - Open question

Ik vertel het je volgende week.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 8 - Open question

Met zijn zakmes sneed hij het brood.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 9 - Open question

Ik ga met mijn vriendje naar de bioscoop.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 10 - Open question

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Er / woonden/ eens /een man en een vrouw /arm maar gelukkig 

/samen met hun twee kinderen/ in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 11 - Slide

Ober, breng mij eens een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 12 - Quiz

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 14 - Quiz


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 15 - Quiz

Aan het werk!
Maken:
Opdr. 2, 3 & 4

Huiswerk voor maandag!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Leerdoelen


  • Ik kan zinnen verdelen in zinsdelen en deze benoemen. 
  • Ik kan de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling  herkennen in een zin.
Huiswerk:

1. Maak opdracht 1 en opdracht 4 van grammatica zinsdelen H6 op bladzijde 178 en 179 van je leerboek.



Slide 18 - Slide