Week 5/6/7 v/g tekstdoelen

Tekstdoelen en tekstsoorten
Wat heb je nodig?
- Kern handboek
- Kern oefenboek
- Etui
- Schrift
- Laptop en oplader
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tekstdoelen en tekstsoorten
Wat heb je nodig?
- Kern handboek
- Kern oefenboek
- Etui
- Schrift
- Laptop en oplader

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Terugblik: wat is een leesdoel?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen
- Ik weet wat tekstdoelen zijn en wat de schrijver ermee bedoelt.

- Ik kan verschillende soorten en kenmerken van tekstdoelen herkennen
- Ik kan uitleggen welk tekstdoel een tekst heeft
- Ik kan zelf een gegeven tekst herschrijven tot een tekst met een gegeven tekstdoel


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is een 'tekstdoel'?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Tekstdoelen
Een schrijver wil vaak iets bereiken bij zijn lezer. Hij schrijft een tekst dus met een doel in gedachten.

 -> Tekstdoel

Als je het tekstdoel weet, kun je:
1) teksten beter inschatten;
2) teksten beter beoordelen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke tekstdoelen ken jij al?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Informeren
Doel: de lezer leert iets van de tekst.

Kenmerken:
- de tekst is objectief
- de tekst bestaat uit feiten

Tekstsoorten: lesboeken, handleidingen, nieuwsberichten en politierapporten


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Overtuigen
Doel: de lezer raakt overtuigd met het standpunt van de tekst/schrijver.

Kenmerken:
- de tekst bevat een standpunt
- de schrijver maakt gebruik van argumenten
- de tekst is gebaseerd op de mening van de schrijver

Tekstsoorten: recensies, columns en blogs

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
Kern van de tekst: Proefdiertesten zijn vreselijk, want dieren zijn onschuldig en kunnen geen nee zeggen.
  

Standpunt: proefdiertesten zijn vreselijk

Argumenten
1) dieren zijn onschuldig
2) dieren kunnen geen nee zeggen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Beschouwen
Doel: de lezer kan zelf een mening vormen bij het onderwerp van de tekst

Kenmerken:
- de tekst is informatief
- de schrijver beschrijft voor- en nadelen

Tekstsoorten: sommige krantenartikelen en sommige tijdschriftartikelen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Activeren
Doel: de lezer raakt overtuigd met het standpunt van de tekst/schrijver én komt in actie

Kenmerken:
- de tekst bevat een standpunt en argumenten
- de tekst is gebaseerd op de mening van de schrijver
- de schrijver wil de lezer overtuigen om iets te gaan doen (bijv. ergens lid van worden, geld doneren)
Tekstsoorten: reclameteksten, advertenties, posters en folders

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Amuseren
Doel: de lezer beleeft plezier aan het lezen van de tekst

Kenmerken:
- de tekst bevat een grapje (of anekdote
- de tekst kan fictie en ook non-fictie zijn

Tekstsoorten: gedicht, roman, strip, column en blogs

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Tekstsoorten
Je hebt dus:
1. Informerende teksten met de tekstdoelen informeren en beschouwen
2. Waarderende teksten met de tekstdoelen overtuigen en activeren
3. Verhalende teksten met het tekstdoel amuseren

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
We bekijken samen enkele teksten. Bedenk welk tekstdoel de schrijver zou hebben.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

informeren

Slide 16 - Slide

Overtuigen

Slide 17 - Slide

activeren

Slide 18 - Slide

beschouwen

Slide 19 - Slide

amuseren
Aan de slag!

Kern hoofdstuk 2, les C (p.28)
Opdrachten: 4, 5, 6 en 8

Kijk je antwoorden na!

Leer vijf woordjes uit de woordenlijst












Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Check-out

Wat is het verschil tussen een overtuigende en een activerende tekst?

Slide 21 - Slide

Bij een activerende tekst overtuigt de schrijver niet alleen de lezer, maar zorgt hij er ook voor dat de lezer iets gaat doen/iets gaat uitvoeren