Oefenmodule H3

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Een koffer heeft (met inhoud) een massa van 18 kg.
Hoe groot is de zwaartekracht op de koffer?

1. 1,8 N
2. 18 N
3. 1,8*10^2 N
4. 1,8*10^3 N

Aan een veer hangt een gewicht met een massa van 300 g. De veer is daardoor 5,0 cm uitgerekt.
Hoe groot is de veerconstante?

1. 0,59 N/cm
2. 2,1 N/cm
3. 15 N/cm
4. 60 N/cm

Twee identieke gewichtjes hangen aan twee verschillende veren. Veer A is verder uitgerekt dan veer B.
Welke uitspraak is juist?

1. Veer A is stugger dan veer B en veer A heeft een grotere veerconstante.
2. Veer A is stugger dan veer B en veer A heeft een kleinere veerconstante.
3. Veer A is minder stug dan veer B en veer A heeft een grotere veerconstante.
4. Veer A is minder stug dan veer B en veer A heeft een kleinere veerconstante.

Van twee krachten waarbij de werklijnen een hoek maken, kan een resulterende kracht worden geconstrueerd. Hoe construeer je die resulterende kracht?

1. door met de vectoren een parallellogram te construeren
2. door met de vectoren een ruit te construeren
3. door met de vectoren een piramide te construeren
4. door met de vectoren een rechthoek te construeren

Welke stelling klopt voor het optellen van krachten onder een hoek?

1. de lengte a+b is altijd gelijk aan de lengtes van a en b opgeteld
2. de lengte a+b is altijd groter dan de lengtes a en b opgeteld
3. de lengte van a+b is altijd kleiner dan de lengtes van a en b opgeteld
4. de lengte van de a+b heeft niets te maken met de lengtes van a en van b

1. Als de helling steiler wordt dan wordt de kracht op helling groter
2. Als de helling steiler wordt dan wordt de kracht op de helling kleiner
3. Als de helling steiler wordt dan blijft de kracht op de helling gelijk
4. Je kunt niet voorspellen hoe de kracht op de helling gaat veranderen

Op een voorwerp werken verschillende krachten. Wanneer is er een even wicht van krachten?

1. als de krachten dezelfde werklijn hebben
2. als de krachten tegengesteld zijn
3. als de krachten allemaal even groot zijn
4. als de som van de krachten 0 N is

Wat stelt kracht B voor?

1. zwaartekracht
2. spankracht
3. veerkracht
4. normaalkracht

1. I = elastische vervorming ; II = plastische vervorming ; III = insnoering
2. I = plastische vervorming ; II = insnoering ; III = elastische vervorming
3. I = insnoering ; II = plastische vervorming ; III = elastische vervorming
4. I = elastische vervorming ; II insnoering ; III = plastische vervorming

Aan een aluminium draad wordt een blok met een massa van 5,0 kg gehangen. De draad heeft een diameter van 2,0 mm en een lengte van 0,50 m. De elasticiteitsmodulus van aluminium is 6,9∙10^10 Pa. Hoe groot is de spanning in de draad?

1. 49 N/m^2
2. 2,5∙10^5 N/m^2
3. 3,9∙10^6 N/m^2
4. 1,6∙10^7 N/m^2

Aan een aluminium draad wordt een blok met een massa van 5,0 kg gehangen. De draad heeft een diameter van 2,0 mm en een lengte van 0,50 m. De elasticiteitsmodulus van aluminium is 6,9∙10^10 Pa. Hoe groot is de rek in de draad?

1. 2,3∙10^-3
2. 2,3∙10^-8
3. 2,3∙10^8
4. 2,3∙10^3