2de herhaling haben/sein perfekt + verledentijd

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Toetsonderdelen

haben

sein

perfekt (volt. deelw)

verleden tijd

ich (ben) in Deutschland (geweest)

wir (hebben) es nicht (fragen)

Elvin (was) gestern ins Kino

Yohan --- (had) abgewaschen

--- (heb) du das nicht (sagen)

ihr (hebben) ein Eis (gehad)

Die Leute (hebben) gestern Billy Eylisch (hören)

Du ----- (had) ziemlich viel pech

Elsa (was) eine Eiskönigin

Ihr (werden (vt)) euch noch wundern

schrijf in Duits:
half zeven

kwart voor negen

tien over vijf