rekenen

Van welke sommen is de uitkomst negatief?  (Maak gebruik van schatten)
Positief
Negatief
30 - 28 + 5 =
30 - 34 + 5 =
28 - 30 + - 5 =
- 30 - 28 + 5 =
- 28 + 30 =
5 + 28 - 34 =
1 / 31
next
Slide 1: Drag question
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Van welke sommen is de uitkomst negatief?  (Maak gebruik van schatten)
Positief
Negatief
30 - 28 + 5 =
30 - 34 + 5 =
28 - 30 + - 5 =
- 30 - 28 + 5 =
- 28 + 30 =
5 + 28 - 34 =

Slide 1 - Drag question

opgave 6 - BREUK & DECIMAAL GETAL
A
0,75 kg
B
1,15 kg
C
0,95 kg
D
1,05 kg

Slide 2 - Quiz

Hoeveel decimalen heeft
4,6553
timer
0:45
A
1
B
3
C
5
D
4

Slide 3 - Quiz

Wat is driekwart als decimaal?
A
3,4
B
0,75
C
0,3
D
0,25

Slide 4 - Quiz

Wat is 252% als decimaal?
A
0,252
B
2,52
C
25,2
D
252,00

Slide 5 - Quiz

Wat is juist?
(Afronden op 1 decimaal)
A
3,41 ≈ 3,4
B
3,55 ≈ 3,5
C
2,94 ≈ 3,0
D
6,76 ≈ 6,7

Slide 6 - Quiz

afronden op 2 decimalen:
4,56734
A
4,56
B
4,6
C
4,567
D
4,57

Slide 7 - Quiz

84% = ? decimaal
timer
1:00
A
8,4
B
84
C
0,84
D
1,84

Slide 8 - Quiz

Afronden op twee decimalen

25,628
A
25,62
B
25,65
C
25,63

Slide 9 - Quiz

Schuif de breuk naar het juiste decimale getal

8.07
8,7
4,2
4,4
3,1
3,05
6,19
6,38

Slide 10 - Drag question

opgave 1 - NEGATIEVEN GETALLENLIJN

Welk getal ontbreekt op deze getallenlijn?
A
-0,68​​
B
0,58​​
C
0,68​​
D
-0,58​​

Slide 11 - Quiz

Hoeveel bonbons zitten er in 1 doos
vermenigvuldig dit met 4
A
54
B
74
C
64
D
84

Slide 12 - Quiz

Het aantal verkochte auto's is toegenomen met 7%. Met welk getal ga je vermenigvuldigen?
A
0,07
B
0,7
C
1,7
D
1,07

Slide 13 - Quiz

Bij breuken vermenigvuldigen doe je
A
de bovenste keer de bovenste en de onderste laat je gelijk
B
De onderste keer de onderste en bovensten blijven gelijk
C
bovenste keer de bovenste en onderste keer de onderste
D
Onderste keer bovenste en onderste keer onderste

Slide 14 - Quiz

opgave 4 - DECIMALE GETALLEN VERMENIGVULDIGEN


0,6 x 0,7 =
A
0,042
B
0,42
C
4,2
D
42

Slide 15 - Quiz

Noteer het antwoord:
5 + 196 : 4 =

Slide 16 - Mind map

Noteer het antwoord:
54 + 16 x 99 =

Slide 17 - Mind map

Noteer het antwoord:
25 : 5 x 4 - 6 + 3 =

Slide 18 - Mind map

Noteer het antwoord:
(1.349 - 15) x 67 =

Slide 19 - Mind map

Sleep de juiste breuk naar het bijbehorende kommagetal!
(sommige kommagetallen horen bij meerdere breuken!)
0,5
0,25
0,1
0,2
1/2
1/10
1/4
1/5
5/10

Slide 20 - Drag question

0,20
21
0,75
15
150 ml = ... cl?
3/4 als decimaal getal
14% van 150
1/5 als decimaal getal

Slide 21 - Drag question

Sleep de sommen naar het juiste antwoord. 
Kladpapier is toegestaan. Rekenmachine niet.
4 x 23 =
90
126
119
108
96
92
5 x 18 =
6 x 21 = 
7 x 17 =
3 x 36 =
8 x 12 = 

Slide 22 - Drag question

Schuif de breuk naar het juiste decimale getal

8.07
8,7
4,2
4,4
3,1
3,05
6,19
6,38

Slide 23 - Drag question

Sleep de juiste breuk naar het juiste aantal procenten
100%
66,7%
62,5%
16,7%
80%
87,5%
Tekst
⅝   

⅔  
 
⅞ 

1

Slide 24 - Drag question

Breuk
Kommagetal
Procent
0,75
0,70
0,50
0,40
50%
40%
70%
75%
1/2
3/4
2/5
7/10

Slide 25 - Drag question

Koppel de breuken die hetzelfde zijn
3/12
6/36
7/70
12/24
1/4
1/2
1/6
1/10

Slide 26 - Drag question

Welke breuken en kommagetallen horen bij elkaar?
2/3
3/4
1/8
1/2
0,5
0,125
0,75
0,66

Slide 27 - Drag question

Breuken
1/2 deel
3/8 deel
5/6 deel
1/4 deel

Slide 28 - Drag question

Sleep de juiste breuken naar elkaar.
4
6
3
9
12
6
6
4
1   2
    4
2
 1  
 3
2
3

Slide 29 - Drag question

Maak van elke breuk een percentage
0,1
0,2
0,25
0,333
0,5

Slide 30 - Drag question

3/5 = 
5/8 = 
2 1/4 = 
0,8 = 
0,375 = 
1,75 = 
Breuk <--> kommagetal
4/5
3/10
3/8
2,25
2,4
1 3/4
0,3
0,6
0,65
0,125
0,625
1 4/5

Slide 31 - Drag question